Het is een grote kist, gemaakt van stevig hout. De korte kanten zijn witgeschilderd, de deksel laat onder een dikke zwarte verflaag alleen nog een vermoeden bestaan van een figuur in rood en groen. Maar op de lange kanten speelt zich een drama in twee delen af.
In de eerste scène zien we een vrouw. Ze draagt een blinddoek en een groen gewaad dat haar linkerschouder bloot laat. Achter haar staat een man in pak, die gebiedend naast zich op de grond wijst. Hij heeft geen hoofd, en in zijn hand houdt hij een kromzwaard.
In de traditionele iconografie staat een geblinddoekte vrouw in een gewaad – zeker als er ook een zwaard en een weegschaal bij komen kijken – voor Vrouwe Justitia, ofwel gerechtigheid. Haar blinddoek maakt haar sterk en nobel: ze is onbevooroordeeld. Met het zwaard voert ze haar afgewogen oordeel uit. Deze vrouw heeft echter geen weegschaal, en het zwaard ligt in andermans handen.

