Godfried Bomans op Rottumer-plaat: ‘Pas in de diepte leert men zijn hoogte kennen’
Over Bomans wordt gezegd dat het zo jammer is dat een man met zijn talent nooit een groot werk heeft geschreven. Ik vind dat ondankbaar. Bomans gaf ons meer dan zestig boeken, waaronder de klassieker Erik of het klein insectenboek (1941). Ja, het is jammer dat hij niet óók een dikke roman heeft geschreven, maar dat is zoiets als zeggen dat het jammer is dat Chopin niets groters heeft gecomponeerd dan die miniatuurtjes van ’m.
Het is in de liefde als bij de muziek: de dissonanten zijn vreselijker naarmate zij dichter bij de harmonie liggen.
Geloven en weten zijn twee rails die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten, behalve bij het kind.
Allemaal leuk en aardig, Bomans, maar als je ooit nog reïncarneert moet je iets schrijven met meer substantie. Een beetje minder Kraus, een beetje meer Tolstoj. (Zo Hollands. Maar hier stop ik met klagen.)
Vorige maand bracht een medewerkster van het Literatuurmuseum me uit hun ondergronds archief een stapel stukken uit Bomans’ nalatenschap. Een losbladig schriftje trok door zijn paarsblauwe kaft direct mijn aandacht. Bomans en kleur vormt een opmerkelijke combinatie. We kennen beelden van de, toegegeven, kleurrijke Bomans van de stemmige zwart-wittelevisie. Bomans heeft ook in kleur bestaan, dat bewijzen de schaarse kleurenfoto’s, maar die zien eruit alsof er iets mee aan de hand is: alsof ze later zijn ingekleurd. In ons collectief geheugen bestaat Bomans in zwart-wit.
En nu strekt zijn zwart-wit-arm zich uit over het tafeltje en schuift me dat paarsblauwe schriftje toe. Op de met rood-witte blokjes omrande sticker heeft hij in potlood geschreven: ‘Jeugdherinneringen + “Erik”’. Wie de blik langer op het witte vlak richt, ziet in de verte de vage potloodlijnen van een uitgegumd woord – of nee, het is een naam: Godfried Bomans. Ook na zijn dood nog de zwart-witte eigenaar van dit bonte schrift.