‘Wil al het archiefmateriaal dat ooit aanwezig is geweest op een Boekenbal van zich laten horen?’

Alma Mathijsen, schrijver en ervaren Boekenbalganger, daalde af in het museumdepot om een bezoek te brengen aan de kledingstukken die ooit door beroemde schrijvers werden gedragen op het Boekenbal. Hoe vinden ze het om opgeslagen te liggen in het archief?

 

‘Ik ben een eendagsvlieg.’ 

 

De jurk van Marga Minco draait zachtjes heen en weer in het archief van het Literatuurmuseum. 

 

‘Ik ben een gifgroene eendagsvlieg.’ 

 

Vanaf 12 maart: 90x Boekenweek: Literatuur op de rode loper

Meer info

Gedrapeerd over een plastic klerenhanger kijkt ze uit over tientallen stellages aan schrijversmemorabilia en manuscripten. Hier is het altijd 18 graden. Het is zo fris omdat papiervisjes niet kunnen leven onder deze omstandigheden. In de muren zit geen enkel raam, uv-licht kan niet in de buurt komen. Warmte en zonlicht zullen de opslag nooit bereiken. De zware deuren zijn vergrendeld, sommige afdelingen zijn ook nog eens afgezet met een hekwerk. Zelfs mensen die hier al jarenlang werken, raken vaak genoeg de weg kwijt. Het ondergrondse archief is een rillerig doolhof dat de ultieme huisvesting voor papier is. Maar voor ander materiaal kan het een ware kwelling zijn. Restanten van uitbundige nachten waarin de zweetbacteriën zich nog immer vermenigvuldigen, willen het liefst losbreken. 


‘Trek die deksel van me af.’ 

 

Een grote bruine doos, identiek aan honderden andere grote bruine dozen in het archief, schuifelt op zijn plek. 

 

‘Jij bent ten minste niet opgevouwen.’  


Het pak dat Joost Zwagerman naar het Boekenbal van 1987 droeg wordt altijd weemoedig rond de Boekenweek.  

 

Jasje van Joost Zwagerman, gedragen op het Boekenbal 1987

Namaakwimpers van Heleen van Royen

 

 

‘Wil al het archiefmateriaal dat ooit aanwezig is geweest op een Boekenbal van zich laten horen?’ 

 

Uit een lade meters verderop klinkt een haast onverstaanbare zware vrouwenstem. 

 

‘Wij waren er!’ 

 

‘Iets harder graag,’ zegt het pak van Joost Zwagerman. 

 

‘Wij waren er sowieso!’ 

 

‘Zijn dit de wimpers van Heleen van Royen?’ 

 

‘Dag Joost, lieverd.’ 

 

‘We hebben het hier vorig jaar al uitgebreid over gehad, jullie waren niet op het bal, jullie werden tentoongesteld tussen de naaktselfies van jullie voormalige eigenaar.’  

 

‘Ja, dat ook, maar we waren op het bal, je kunt ons hergebruiken. Mannen snappen werkelijk niks van maquillage.’ 

 

‘Nog iemand anders dan de wimpers? Iemand?’


De jurk van Marga Minco gaat gepaard met een boa in dezelfde kleur.  

 

‘Slechts één dag zag ik het daglicht,’ zegt ze, ‘speciaal gemaakt voor het bal, ik sloot naadloos om haar heupen. Mijn veren kriebelden zo heerlijk over haar armen.’ 

 

‘We weten dat jij er was.’ 

 

‘In 1967, mijn draagster was de grande dame van de literatuur.’ 

 

‘Mijn eigenaar schudde de literaire wereld juist door elkaar! Al was dat in 1987.’ 

 

‘De lovende recensies vlogen ons om de oren. Het bal was de kers op de taart, natuurlijk ze was er al eens eerder geweest, maar dit keer was ze een auteur van statuur. Iedereen wilde naast haar zitten, maar van alle mensen daar omklemde ik haar het stevigst. En constant, zou ik daaraan willen toevoegen. Door mij kon ze zich bewegen door het feestgedruis als de exotische gifgroene vlinder die ze was. Samen zwierden we door de gangen, werden we aangehaald, trokken we ons los, vlogen we over de dansvloer in de armen van de liefste Bert Voeten, en snaaiden we een fles wijn van een bar vandaan als haar keel droog aanvoelde. Die nacht was van ons. Ik weet dat het anders was geweest als ze mij niet had aangetrokken. Heel even twijfelde ze nog, of het niet te over de top was, zo kort, zo groen, zo gewaagd. Uiteindelijk besloot ze dat het juist daarom zo’n goed idee was. Onze nacht leek oneindig.’ 


‘En nu ben je hier,’ klinkt uit de doos waarin het smaragdgroene pak van Joost Zwagerman ligt opgesloten.

 

‘Ja, nu ben ik hier, daar hoeft niemand me aan te herinneren.’

 

Jurk met boa van Marga Minco, gedragen op het Boekenbal in 1967

 

 

Het geluid van een openglijdende lade vult de ruimte. Zonder moeite lijkt die uit zichzelf open te rollen.  

 

‘Al dat gekakel.’ 

 

‘Wat?’ zegt het pak. 

 

‘We raken vermoeid van al dat gekakel. Het lijkt hier wel de gangen van de stadsschouwburg tijdens het Boekenbal.’

 

‘Identificeer uzelf.’ 

 

‘Pardon?’ 

 

‘Van wie was je? Welke schrijver heeft je klakkeloos afgestaan aan het museum?’  

 

‘Bent u ook in staat een open vraag te stellen? Dat is zeker weer te veel gevraagd?’ 

 

‘Het eerste gedeelte van de vraag was open.’ 

 

‘Integendeel. We waren van niemand. Slechts omdat we pumps zijn die ooit door een bepaalde schrijver zijn gedragen maakt ons nog niet tot bezit. Nelleke Noordervliet zou hetzelfde zeggen.’ 

 

‘Ah, dus dat is jullie eigenaar!’ 

 

‘Dat u zichzelf niet kunt loskoppelen van degene die u gedragen heeft is uw probleem, val ons daar niet mee lastig.’ 

 

‘Maar we moeten in opstand komen, dat lukt alleen als alle neuzen dezelfde kant op staan.’ 

 

‘In opstand? Asjeblieft niet, zeg. We hebben hier de tijd van ons leven, eindelijk rust, bovendien valt hier genoeg te lezen. We hebben ons nog geen seconde verveeld.’ 

 

‘Waar is de noodzaak tot verzet gebleven? Die moet toch ook via de tenen van Nelleke in jullie leer getrokken zijn?’ 

 

‘Bah! Kalmeer uzelf.’ 

 

‘Geen zin in. Ik wil de barricade op, ik wil dat we een gezamenlijke smeekbede aan onze schrijvers opstellen. Dat zij ons hieruit halen. Het is mooi geweest, ik wil weer met Esther Gerritsen dansen. Mijn verdere leven mag zich niet afspelen in een doos.’

 

Hugo Boss-hakken van Nelleke Noordervliet, gedragen tijdens meerdere Boekenbals

 

 

‘Hij weet het niet,’ zegt de jurk van Marga Minco stilletjes. 

 

De hakken van Nelleke Noordervliet houden wijselijk hun mond, ook de wimpers van Heleen van Royen trekken de lade waar ze in liggen weer dicht. 

 

‘Lief pak,’ zegt de jurk, ‘we hebben dezelfde kleur, jij wat dieper groen dan ikzelf, juist daarom hadden we naast elkaar niet misstaan. Het verbaast me dat niemand het je verteld heeft.’ 

 

De jurk van Marga Minco draait zich zo ver ze kan in de richting van de doos. 

 

‘Dat wat niemand me verteld heeft?’ sputtert die. 

 

De boa van veren heft haar uiteindes op. 

 

‘Je kunt geen smeekbedes aan Joost schrijven.’ 

 

‘O,’ klinkt het uit de doos. 

 

‘Ja.’ 

 

Meer hoeft de jurk van Minco niet te zeggen. De doos waar het pak van Joost Zwagerman in zit, schuift zichzelf iets naar achteren.  

 

Het is urenlang stil in het archief. Tot er een sleutel in het slot wordt gestoken, dat geluid is onmiskenbaar. Het hele weekend was er niemand beneden geweest. Een deur die uit het zicht van het archief ligt opent zich. Twee medewerkers lopen naar het hek toe, ook dat gaat open. 

 

‘De boa van Minco gaat sowieso mee.’ 

 

Ineens zijn alle kledingstukken die ooit op het Boekenbal zijn gedragen alert. 

 

‘Vergeet de hakken van Noordervliet niet.’ 

 

‘En de nagels van Alma Mathijsen.’ 

 

‘Alma’s Authors’, door kunstenaar Frédérique Olthuis beschilderde acrylnagels met de favoriete auteurs van Alma Mathijsen, gedragen op het Boekenbal in 2016

 

 

Geen van de kledingstukken wist dat die er ook lagen. Dat zij nog niet van zich hadden laten horen, paste niet bij het karakter van hun eigenaar. Ze liggen er pas net en nu mogen ze al mee. Een glinstering van hoop gloort door de doos heen.  

 

‘Maak eens open.’ 

 

Licht dendert naar binnen, ze trekken het pak bij de schouders omhoog. Lucht stroomt door de vezels, het voelt nog beter dan hij zich had kunnen voorstellen. 

 

‘Het is zo groot.’ 

 

‘Dit past niet eens in de vitrine.’ 

 

‘Hoe lang was die man eigenlijk?’ 

 

‘Misschien wel twee meter.’ 

 

‘We kunnen het opmeten.’ 

 

‘Nee, ik zie nu al dat dit nooit gaat passen.’ 

 

Als het pak zichzelf kon laten krimpen had het dat gedaan, als het zijn broekpijpen kon omslaan tot kniehoogte had het dat gedaan. De deksel komt weer terug in zijn vizier. 

 

‘De wimpers van Heleen gaan ook niet mee, ik weet nog steeds niet of ze die nou droeg tijdens het bal.’ 

 

De doos wordt nog verder in de stellage geduwd. Het pak van Joost Zwagerman hoopt dat de Boekenweek gauw voorbij is.

 

 

Marga Minco met de boa op het Boekenbal van 1967 met Bert Voeten (links), Ed. Hoornik, Mies Bouhuys en K. Schippers

Joost Zwagerman in april 1986, een jaar later droeg hij dit jasje met bijbehorende broek naar het Boekenbal. Foto: Klaas Koppe