Zoeken

Een literaire handleiding voor je seksleven. Of niet...

Er bestaat een beeld van de Nederlandse literatuur waarbij alles vooral kommer en kwel is. In het naturalisme gingen ‘nerveuze’ hoofdpersonen door de omstandigheden bij voorkeur rechtstreeks op de ondergang af. Zo kort na de oorlog was Nederland grauw, was iedereen werkloos en somber en kwam aan zelfontplooiing niet toe, en in de jaren zeventig, toen welvaart steeds meer groeide, werd de literatuur een terrein waar schrijvers zich van hun streng gereformeerde achtergrond probeerden te bevrijden. Duisternis troef dus, en zelfs literaire seks stond vaak in het teken van schuld, onmacht en wanhoop. Ja, Jan Wolkers liet zijn personages naar hartenlust neuken, maar ziekte, dood en ongelijke machtsverhoudingen kwamen daarbij vaak om de hoek kijken. Gerard Reve omschreef seks als een mystieke ervaring in een religieuze traditie die terug gaat tot op de Middeleeuwen, maar kon zich prompt voor de rechter verantwoorden.

 

Toch, zo hoefde het niet altijd te zijn. Een zeer, zéér voorzichtig tegengeluid lezen we bij Belle van Zuylen. In het verhaal ‘Mrs. Henley’ kleedt de hoofdpersoon zich enigszins uitdagend aan voor een bal, waarop haar echtgenoot reageert: ‘Ik vind overigens dat een vrouw van zesentwintig niet gekleed moet gaan als een meisje van vijftien, en een vrouw van goede stand niet als een toneelspeelster.’ Dat pikt ze niet – en ze geeft aan dat hij het maar hoeft te zeggen, en ze dan onmiddellijk van het bal zal afzien. Verkleden is niet aan de orde. Een bescheiden verzet, maar zoals Joke Hermsen het beschrijft: ‘Veel achttiende-eeuwse vrouwen kregen een sociale, intellectuele en seksuele kuisheids-gordel omgegespt en hun gedrag werd aan talloze zedelijke wetten onderworpen’ – en dat had Van Zuylen scherp beschreven.

 

Een eeuw later, zonder twijfel geïnspireerd door het Franse naturalisme, liet Lodewijk van Deyssel zijn hoofdpersonage haar seksuele gevoelens ontdekken. Natuurlijk, Mathilde is geen onbezorgd type, maar haar verkenningen waren toch in elk geval in dat befaamde dertiende hoofdstuk niet beladen door iets anders dan erotiek.

 

 

Lodewijk van Deyssel Een liefde 'Toen duwde zij in een kil-tinteling van de bladerstijve broekspijpen en rokken haar beenen tot elkaâr; haar geslachtsdeel leefde gloei-kittelend op als een daar verborgen beest; zij perste de handen aan-éen; haar ogen rolden hittewemelend rond; het was haar of haar beenen Jozef al omarmden, of de mond van haar geslachtsdeel hem wenkte en kuste.'

Van Deyssel schrok blijkbaar zelf ook een beetje van de forse kritiek; voor de tweede druk gaf hij zelf aan hoe dergelijke passages gecensureerd konden worden.

 

Nog eens 50 jaar later verscheen (het in 2018 opnieuw uitgegeven) Twee meisjes en ik van A.H. Nijhoff, zoals Netty Wind op het omslag liet zetten, in de hoop met een genderneutrale auteursnaam serieuzer genomen te worden. Een mooie roman over de vriendschap tussen een huisarts en twee jongere vrouwen, een gecompliceerde verhouding waarbij alleen personages tot een moreel oordeel komen, de auteur duidelijk niet, al blijft alles hier (veel meer dan bij Van Deyssel) tussen de regels. Dat zou veranderen wanneer Anna Blaman na de oorlog over een lesbische relatie zou schrijven: de manier waarop ze daarvoor is ‘afgerekend’ door de Nederlandse literaire context, is uitgebreid gedocumenteerd.

 

Het moest nog even duren tot Jan Cremer met zijn debuut nog een stap verder ging: door nergens terughoudend te zijn, maar vooral door zijn personages geen moment met wat voor schuldgevoel of morele overwegingen te belasten. Dat deed de kritiek wel – waarop Cremer wraak nam met het vervolg. Ik Jan Cremer. Tweede boek is veel méér dan zijn debuut een pornografische schelmenroman. Hij kreeg er de prozaprijs van de gemeente Amsterdam voor: seksualiteit was inmiddels institutioneel ingekapseld.

 

Tenminste: van stoere mannen. Want schrijfsters als Hester Albach (Het debuut) of Laurie Langenbach (Een geheime liefde) kregen dit soort lof niet. Ronald Giphart trouwens ook niet, die in zijn boeken ook veel vrolijke seks beschreef; de roman Giph werd door Tom van Deel met ergernis terzijde geschoven: ‘neuken en nog eens neuken’, vatte hij het boek samen, tot plezier van Giphart zelf overigens.

Mensje van Keulen wel – die weliswaar ook een ster is in het neerzetten van enigszins tragische personages zoals in haar debuut Bleekers Zomer, maar die een ster is in het onbekommerd schrijven over seks in uiterst bekommerde omstandigheden. De mooiste voorbeelden daarvan zijn haar dagboeken uit de jaren zeventig, waarvan ze meer dan dertig jaar later prachtige literaire bewerkingen maakte: Alle dagen laat en Neerslag van een huwelijk waarin het verdriet, de pijn en de ergernis over een mislukkend huwelijk van de pagina’s spat, en waarbij seks een communicatiemiddel is als elk ander. Soms leuk, soms niet. Soms neigend naar misbruik, soms een grote opluchting. Maar meestal toch niet: ‘die hele seks wordt overschat,’ zei ze in 2016 tegen Daniele Hooghiemstra van de Volkskrant, blijkbaar ‘sadder and wiser’ inmiddels.