‘Amateur, professor, valkenier, papegaai, smeerpoets’ – De woordenlijsten van Arthur van Schendel
Een man zat in de duisternis onder de olielamp te rekenen, maar de pit begon te dalen en zyn ogen waren zwak. Hy merkte dat het koud was geworden en hy zag door de spleet van het gordyn dunnen vlokjes op de vensterruit.
Zie hier de mistroostige, armoedige sfeer die ik mij zo goed herinner van Arthur van Schendels Een Hollandsch Drama (1935). Dat kille, kale kamertje tijdens die donkere, Hollandse winteravond. Het boek las ik voor mijn boekenlijst, mijn enige Van Schendel, daarna nooit meer. Ik had mijn portie troosteloosheid wel gehad. Dit moest een schrijver zijn die zijn hele leven rondwaarde onder een asgrauwe lucht, vastgekleefd tot onder zijn oksels in de Achterhoekse klei, jassen dragend die een zurige geur van rotte kool uitwasemden.
Maar niets is minder waar. Toen Van Schendel dit boek schreef genoot hij al bijna vijftien jaar met volle teugen van een verrukkelijk mediterraan klimaat aan een verrukkelijke baai – de Italiaanse Baia delle Favole! Pal vanuit zijn schrijverskamertje, in het pittoreske vissersdorpje Sestri Levante, keek hij uit op een zonovergoten kade. Een vrolijk decor waar de ganse dag blauw-witte bootjes binnenvoeren met netten vol spartelende ansjovis en waar ’s avonds de vette brasems op het grillrooster belandden.