Het stad in mij is ‘het wonderlijke relaas’ van de twee jaar waarin Vanhauwaert stadsdichter van Antwerpen was, schreef de jury. ‘Zo is dit lijvige boek een zeldzaam levendige herinnering aan de twee jaren waarin ze haar dichterschap een nieuwe dimensie gaf. Een dichterschap dat zelfs op papier doordrongen is van een literaire en bovenal menselijke generositeit. Dit is een feest.’
Vanhauwaert ‘schrijft de lezer aan, trekt je mee haar universum in, lijkt naast je te zitten om te bladeren en te vertellen’. Ze loodst haar lezers ‘van droom naar daad, van woord naar gedicht, van project naar installatie’; het lijken ‘veel losse flarden – gedichten, performances, installaties, zelfs een spelbord – maar samen een schitterend vormgegeven verhaal van tot op het bot benutte poëtische vrijheid’, aldus het rapport.
Tijdens haar stadsdichterschap wilde Vanhauwaert als een seismograaf de trillingen van de stad opvangen, en ‘ten volle onderzoeken hoe je poëzie kunt losweken van het blad papier, welke vormen ze kan aannemen in een stedelijke context en hoe je, vanuit ontmoetingen met andere kunstdisciplines, haar voortdurend kunt herdefiniëren’, zegt ze in de inleiding van Het stad in mij.
Zo maakt Vanhauwaert het poëtische politiek, schrijft Rebekka de Wit in het begeleidend essay bij de prijs. Door haar werk in het publieke te situeren beschouwt ze het als onderdeel van het publieke, als ‘deel dus van onze gemeenschappelijke hulpbronnen. In de poëtica van Vanhauwaert is poëzie niet een kleine moeilijk vindbare afdeling in de boekhandel of bibliotheek, het is iets wat bijna in de dingen zelf zit of tussen de dingen, en de dichter is degene die er slechts een licht op zet en je daarmee uitnodigt ernaar te kijken.’ Vanhauwaert probeert ‘de deuren naar de poëzie wagenwijd open te houden, voor iedereen’.