Martinus Nijhoff was in de nacht van 26 januari 1953 onverwacht overleden. Hij was van begin af aan bestuurslid van de Jan Campert-Stichting geweest, reden waarom hij niet eerder met de Constantijn Huygens-prijs bekroond had kunnen worden. ‘Is Nijhoff’s werk niet zeer groot in volume, het is zonder uitzondering van hoog gehalte en de invloed die het heeft uitgeoefend is met name waar het zijn poëzie betreft, buitengewoon ingrijpend geweest. Hij is een der voornaamste ‘sleutel-figuren’ van de moderne Nederlandse poëzie. De Meester-prijs komt hem daarom in elk geval ten volle toe, en men kan het alleen maar betreuren dat het niet anders kon dan posthuum...’ schreef dagblad Het Vaderland. De erven Nijhoff stelden het bedrag ter beschikking van de Stichting, die daarmee een letterkundige opdracht zou verlenen voor een boek over Nijhoff.
De poëzie van Martinus Nijhoff geldt als een van de hoogtepunten in de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw. Zijn gedichten worden nog vaak bestudeerd en roepen ondanks hun helderheid onbeantwoordbare vragen op die vaak te maken hebben met christelijke motieven die door Nijhoff in een profane context worden geplaatst. Vooral over ‘Awater’, uit de bundel Nieuwe gedichten (1934), en Het uur U (1942) zijn veel interpretaties gepubliceerd. Een van Nijhoffs bekendste gedichten is het sonnet ‘De moeder de vrouw’.