Kent de literatuur landsgrenzen? Zo niet, dan toch zeker taalgrenzen? En, als het universele het lokale is, maar met de muren weggehaald: wie breekt dan die grensmuren van de talen door? De literaire vertaler, inderdaad. Want: hoeveel mensen lezen er wereldwijd Tsjechisch, Zweeds of zelfs Italiaans? Zonder de vertaler is er voor de rest van ons geen Ondraaglijke lichtheid van het bestaan, geen Zomerboek, geen Geniale vriendin – dus geen Praag in 1968, geen Fins zomereiland aan het begin van de vorige eeuw, geen Napels nu, noch in 1950.
Boeken, én hun vertalers, doorbreken grenzen, brengen mensen samen. Of, zoals Abdelkader Benali schreef: ‘In een alsmaar provincialer wordende wereld vecht de vertaler een soms moedeloze strijd om die wereld groter te houden.’ Ik zou zeggen: het is geen moedeloze strijd, al kan hij soms wel moedeloosmakend lijken. Maar de vertaler blijft ernaar streven de wijsheid van geleefde ervaringen te delen, verhalen die anders verstoken van lezers zouden blijven.