Het oeuvre van Arnon Grunberg is divers, aldus de jury. Het begon in 1988 met het toneelstuk Koningin Frambozenrood en loopt tot en met zijn meest recente artikelen in tal van kranten en tijdschriften. Grunbergs romandebuut was Blauwe maandagen, in 1994. Daarop volgden poëzie, essays, brieven, columns, reportages, interviews en meerdere romans – twee onder het pseudoniem Marek van der Jagt: ‘een auteur die door de jury met net zoveel overtuiging bekroond wordt als Grunberg’.
Grunberg is de jongste laureaat in de geschiedenis van de prijs. De jury meende in zijn schrijverschap een verschuiving waar te nemen van het ‘vermaken’ van de lezer in de vroegste romans naar het ‘oproepen van mededogen’ in de latere, waarvan het geëngageerde Onze oom uit 2008 een voorbeeld is.
‘Zijn romans zijn knap gecomponeerde, moderne tragedies, zijn columns spitsvondige analyses van wat er allemaal mis is in “de blanke middenklasse”, en zijn essays gevoelige verkenningen van wat kunst vermag. Aan al deze teksten ligt een nihilistisch wereldbeeld ten grondslag dat door de jaren constant is gebleven. De mens streeft krampachtig, maar vergeefs naar controle en naar het opheffen van zijn ongeluk. De laatste illusies die hij nog koesterde, bijvoorbeeld over liefde, worden in de loop van Grunbergs verhalen ontmaskerd – het is zaak de “afgrond zonder vangnet” tegemoet te treden. (…)
‘Wollig is hij nooit, ironisch meestal, geestig vrijwel altijd. Hoewel Grunberg zegt dat hij “de ernst” maar niet te pakken krijgt, wil dat niet zeggen dat hij niet serieus wil worden genomen. Integendeel: juist in de ironie zit de ernst verscholen.’