A.L. Snijders was columnist voor o.a. Het Parool toen hij in 2000 met zijn zelfverzonnen genre van de zkv’s begon: de Zeer Korte Verhalen, die hij bijna dagelijks mailde aan vrienden en kennissen. Het zijn verhalen over dagelijkse gebeurtenissen op zijn boerderij in Lochem, jeugdherinneringen, bespiegelingen over wat hij leest in de krant, herinneringen aan zijn geboortestad Amsterdam, beschouwingen over literatuur, anekdotes over collega-schrijvers, alles kan onderwerp zijn voor het zkv. Later konden ook andere liefhebbers zich abonneren op zijn ‘graslijsten’, zoals hij zijn mailbestand noemt. ‘Op mijn graslijsten staan vele namen van mensen die ik nooit ontmoet heb,’ zei Snijders in de Volkskrant. ‘Soms hoor ik dat er iemand is gestorven. Die schrap ik dan. Dat is een vreselijk moment. Alsof ik hem zelf doodmaak.’ In 2006 verscheen de eerste bundeling van 336 zkv’s Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk.
‘Als zich ergens in de Nederlandse letterkunde een uitgesproken en ongeëvenaarde Meester in de Beperking vertoont, dan wel in het gehele oeuvre van A.L. Snijders,’ aldus de jury. Snijders slaagt erin ‘zelfs het meest alledaagse onderwerp van zijn alledaagsheid te ontdoen. Zo onderscheiden zijn teksten zich op een cruciaal punt van de al te vluchtige column: zelfs aan de kortste tekst weet Snijders een meerwaarde met blijvendheid te verlenen. Het is dan ook logisch dat hij hiervoor zijn eigen subgenre nodig had’. De zkv’s zijn unieke en ‘totaal onalledaagse beschouwingen’ die zich onderscheiden ‘in hun tot het uiterst fijngeslepen taalgebruik’.