‘Deze bundel, de vierde van de dichter in bijna vijftien jaar, is merkwaardig door de ontwikkeling waarvan hij getuigt,’ schreef de jury. ‘Van een surrealistisch geaard, naar de vorm vrij traditioneel gedicht, is deze poëzie naar een volkomen vrij vers geëvolueerd, waarin de dichter een doorgaans gelukkig en bijna altijd verantwoord gebruik maakt van vrijwel alle middelen, waarover de moderne, ook experimentele, poëzie in binnen- en buitenland beschikt.’
In 1940 verscheen de dichtbundel Glas en schaduw in de Helikon-reeks van de Haagse uitgever A.A.M. Stols, die tot 1951 in het eerste bestuur van de Jan Campert-Stichting zat. De bundels Het moederland – Tergast was geboren op het eiland Java – en Deliria verschenen in 1949 en 1951 bij De Bezige Bij. Eerder publiceerde hij ook onder het pseudoniem Bruno van Nes. Zijn werk was in hoge mate modern, maar Tergast deed niet mee aan modes. Volgens de jury was ‘de waarde van zijn poëzie (…) te vinden in de rijpheid en de volgroeidheid van zijn persoonlijkheid en in zijn authenticiteit’. ‘Bij hem is de poëzie de noodzakelijke en treffende uiting van een mens, die zowel met de zintuigen als met geest en hart leeft en die zich daardoor het recht, en, in de loop van zijn poëtische activiteit, ook het vermogen verworven heeft, om deze expressie in eigen, ongereglementeerde, maar nauwlettend-luisterende vormen te doen opbloeien. Opbloeien, inderdaad, omdat deze gedichten gevoed worden door een nerveus, sterk-bewogen pathos en door een onmiskenbare noblesse.’