‘Ongeveer een kwarteeuw na zijn debuut — “een wonderkind” noemde Vestdijk hem toen — heeft Louis Th. Lehmann met de Jan Campertprijs zijn eerste officiële bekroning als dichter gekregen,’ schreef het Algemeen Dagblad. Zelf noemde Lehmann zich ‘meester in de rechten zonder baan, of werkloze archeoloog’, in een interview met de krant.
‘De dichter en prozaïst L.Th. Lehmann was reeds op jeugdige leeftijd in de Nederlandse letteren een markante figuur, door zijn verrassend debuut kort voor de oorlog, met twee bundels poëzie in één maand,’ aldus de jury. Het was lang stil geweest, maar met Een steen voor Hermes (1962) en Who's who in Whatland (1963) kwam Lehmann tot ‘een nieuwe creativiteit’. ‘Lezende in zijn laatstgenoemde dichtbundel wordt men geconfronteerd met zijn op grote intellectuele capaciteiten stoelend zelfbewustzijn, met zijn dichterlijke en beeldende potentie en met de bijzondere manier, waarop hij, ondanks negativisme, bij het leven betrokken is.’