‘De poëzie van de Haagse dichter W. Hussem heeft een geheel eigen plaats in de Nederlandse letteren ingenomen,’ aldus de jury. ‘Na de oorlog kregen zijn gedichten in steeds sterkere mate een eigen signatuur, die zich reeds duidelijk aankondigde in de bundel Steltlopen op zee van 1961, maar die in de laatste twee bundels (…) onmiskenbaar is geworden. Het meest opvallende, uiterlijke kenmerk van deze gedichten is hun kortheid en geconcentreerdheid. Merkwaardigerwijze zijn deze gedichten echter, ondanks hun beperkte omvang, niet klein te noemen. Haast steeds weet Hussem ons in enkele regels een ruimte te suggereren of een ervaring, die zich over jaren uitstrekt, in enkele seconden over te brengen. Deze uitwerking is te danken aan de verregaande concentratie, het vinden van het essentiële minimum, waarin het scherp waargenomen beeld of de grondig verwerkte ervaring wordt samengevat.’