‘In het titelgedicht “De hazen” is het de dans van twee hazen die de toeschouwers hun, zoals het wordt genoemd “eigen argwanendheid en/ verloren natuurlijkheid” doet ervaren,’ aldus de jury. ‘De wijze waarop Leeflang deze ervaring in poëzie weet vorm te geven letterlijk: weet te ver-beelden, maakt dat de lezer zijn hazen voor zich ziet, die hazen met hun aandoenlijke en overduidelijke oren aan, die hem een existentiële beleving opdringen. Dat laatste is wat plechtig gezegd, het zijn dan ook niet de woorden van Ed Leeflang. Het is juist één van de kwaliteiten van zijn poëzie dat ook zeer emotioneel geladen onderwerpen, zoals de complexe moeder/zoon-relatie en die van de ouders tot het kind, op natuurlijke wijze worden behandeld. De subtiele uitbuiting van ritme en rijm ondersteunt deze schijn van onopzettelijkheid. Ed Leeflang signaleert in zijn bundel het bestaan van “Gedichten die zo goed geschreven zijn/ dat ze er altijd zijn geweest”. De aanwezigheid daarvan in zijn bundel is voor de jury reden geworden om De hazen en andere gedichten voor te dragen ter bekroning met de Jan Campertprijs.’
Het was in 1979 de debuutbundel van de vijftigjarige dichter. Wel had hij in 1952 een eervolle vermelding gekregen van de Reina Prinsen Geerligs-jury voor zijn bijdrage ‘Vliegeren in de schemer’. De gedichten in De hazen en andere gedichten gaan over afkomst, ouders, jeugd, een ongelukkig huwelijk, kinderen, Zeeland en Amsterdam, en zijn persoonlijk en traditioneel van toon.