Arjen
Duinker

2001

Jan Campert-prijs
Arjen Duinker (1956) heeft de Jan Campert-prijs 2001 ontvangen voor zijn bundel De geschiedenis van een opsomming.

Detaillering 

 

In een schuur op de horizon 

Wordt de tijd in elkaar gezet 

Door een stuk of wat mensen. 

 

Bruin vanbuiten, grijs 

Vanbinnen is de schuur 

En tweehonderd kubieke meter. 

 

Aan een droog tafeltje 

Zetten een stuk of wat mensen 

De ogenblikken precies in elkaar, 

De minuten en de maanden. 

 

Een varken slaapt in het duister. 

Hij is het snurkend explosief 

Dat tot ontploffing wordt gebracht 

Om de tijd te verspreiden. 

 

Zo opent De geschiedenis van een opsomming (2000) van Arjen Duinker. ‘Concreet en nauwkeurig wordt hier een volstrekt absurde stand van zaken in het leven geroepen, op zo’n manier dat je het als iets vanzelfsprekends voor je ziet,’ schreef Piet Gerbrandy in de Volkskrant. Het zijn ‘alledaagse, maar onwerkelijke beelden’. Maar: ‘Hoe vreemd Duinkers woordcombinaties ook zijn, weinig dichters staan zo stevig met beide benen op de grond als hij. Zijn kracht ligt in het oproepen van een uiterst fysieke werkelijkheid die net voldoende van de ons omringende wereld afwijkt om ons in een staat van vruchtbare verwondering achter te laten. Ja, Duinker manipuleert de taal, maar het is wel degelijk een taal die naar feiten en dingen verwijst.’ 

 

In de poëzie van Duinker domineren de stijlfiguren van de herhaling en de opsomming. Die laatste lijken soms volgens een zekere willekeur opgesteld, schreef J.H. de Roder in het begeleidend essay, en er zijn zeker critici geweest die ‘niets met zijn opsommingen konden aanvangen’. Om tot een beter begrip te komen van Duinkers poëzie koppelt De Roder de opsommingen aan Foucaults begrip van de ‘heterotopie’: een plek in taal waar zaken aan elkaar gekoppeld kunnen worden die in de materiële wereld nooit bij elkaar kunnen komen. Daardoor veroorzaken ze verontrusting: ‘Heterotopieën storen ons vermogen of onze wens tot ordenen, of misschien is het beter te zeggen: storen onze manier van ordenen.’ Duinker vraagt van zijn lezers een leeshouding die niet gebaseerd is het moderne denken in tweedelingen: ‘Tegenover het denken in representaties stelt Foucault het denken in overeenkomsten.’ Op deze manier daagt de dichter zijn lezer uit tot het denken in sympathieën, in het naast elkaar kunnen staan van heel verschillende dingen, in plaats van het denken in antipathieën.  

‘Ja, Duinker manipuleert de taal, maar het is wel degelijk een taal die naar feiten en dingen verwijst’

‘Om te begrijpen wat deze gedichten willen moet je oog krijgen voor wat ze niet willen,’ schreef Maarten Doorman in NRC. ‘Daar laten ze zich geregeld over uit. Duinkers poëzie wil niet iets betekenen, wil niet iets vertellen, wil niet iets leren, wil niet abstract zijn, wil geen Nederlandse poëzie zijn en wil al helemaal niet zelf iets begrijpen. Wat zij wel wil is moeilijker vast te stellen.’ Voor Duinker is het de liefde voor ‘de dingen’ die ertoe doet. ‘Omdat het de dingen en onopvallende gebeurtenissen zijn die er toe doen en niet de mensen, laat staan hun ideeën, dient zich onvermijdelijk het procedé van de opsomming aan. Want zonder structuur of orde scheppen bestaat alles naast elkaar. Dat blijkt niet alleen in De geschiedenis van een opsomming, maar in al Duinkers werk. Vandaar die plotselinge liefde voor paardenvlees, vandaar dat een gedicht “En toen, en toen?” kan heten: steeds kan alles.’ 

 

Arjen Duinker is dichter, schrijver en vertaler. Tussen 1982 en 1986 schreef en redigeerde hij samen met dichter K. Michel het poëzietijdschrift Aap Noot Mies, dat zij met de hand illustreerden en in elkaar zetten. Hij debuteerde in 1988 met Rode oever, dat samen met Losse gedichten (1990) de Halewijnprijs 1993 ontving. In 1992 publiceerde hij de roman Het moeras. Daarna volgden bundels als De gevelreiniger en andere gedichten (1994). De geschiedenis van een opsomming won in 2001 ook de VSB Poëzieprijs. 

Jury

De jury onder voorzitterschap van Harry Bekkering bestond uit Aukje Holtrop, Jos Joosten, Anton Korteweg, Janet Luis, Leonore van Prooijen, Helga Ruebsamen en Bart Vervaeck. Aan de Jan Campert-prijs was een bedrag van 5.000 gulden verbonden.

 

Uitreiking

De prijsuitreiking vond plaats op vrijdag 14 december 2001 in Den Haag, tijdens een driedaags Gerard Reve-symposium in het Literatuurmuseum (toen nog Letterkundig museum). 

 

Credits portretfoto: Rop te Riet

Word vriend van het museum en maak nieuwe tentoonstellingen mogelijk! Help het museum