De bundel ‘bevat een waaier aan gedichten en cycli die treffen door hun indringendheid’, schreef de jury. Maar het ging hun niet alleen om de kwaliteit van de gedichten op zichzelf: ‘Gelèns [plaatst] haar gedichten in een dwingend verband rond de centrale vraag uit welke pijn en vreugde een persoonlijkheid ontstaat. Zij verkent in een fascinerend ritmisch spel met betekenissen de uitersten van die vraag. Ook met klank, met haar beheerste drieledige vergelijkingen en haar gebruik van leestekens speelt zij een ritmisch spel in alle gedichten.’
De jury liet zich graag meeslepen met Gelèns’ poëzie: ‘De bundel als geheel krijgt daardoor een stuwend ritme dat de lezer aansluit op wat wel de onverwisselbare talige hartslag moet zijn van een unieke dichter.’