Een aanzienlijk oeuvre al, in 1977, en ‘omvang en vooral kwaliteit van het werk deed de commissie van advies ertoe besluiten een auteur ter bekroning voor te dragen die al van zichzelf verklaard had: “ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertjelief aan”‘, aldus de jury. ‘De ironie van deze constatering respecterend, meent de commissie dat Harry Mulisch in de vele werken van zijn hand, vanaf het eerste, archibald strohalm uit 1952, tot het laatste, Oude lucht, dat dit jaar verscheen, met daartussen titels als Het stenen bruidsbed, Voer voor psychologen, De zaak 40/61, Het seksuele bolwerk en Twee vrouwen, om er slechts enkele te noemen, een schrijverschap demonstreert van sterke oorspronkelijkheid, een ongewoon talent en een imponerende schrijverspersoonlijkheid.’
In 1947 publiceerde Harry Mulisch zijn eerste verhaal ‘De kamer’ in Elseviers Weekblad en in 1951 won hij met het manuscript van archibald strohalm de Reina Prinsen Geerligsprijs. Behalve romans en verhalen schreef hij toneelstukken, twee libretto’s (Reconstructie, samen met Hugo Claus, en Axel), gedichten, autobiografisch werk en veel journalistieke non-fictie, zoals zijn reportage over het Eichmann-proces in Jeruzalem (De zaak 40/61), zijn Bericht aan de rattenkoning over de Provo-rellen in Amsterdam (1966), en Het woord bij de daad (1968), zijn getuigenis van de revolutie op Cuba.