Tijdens een gezamenlijk verblijf in Bangladesh verdrinkt Tommie Vaulant, een jeugdvriend van diplomaat Bo, op raadselachtige wijze in de Golf van Bengalen, bij Cox’s Bazar. Bo ontvangt van Tommies weduwe de kasboeken met de memoires van opa De Leeuw, papieren die een merkwaardig licht werpen op het gedeelde verleden van de vrienden.
Bougainville. Een gedenkschrift (1981) is volgens de jury zo’n boek ‘dat men, nadat men het gelezen heeft, weer oppakt om erin terug te bladeren. En dat niet alleen doordat de struktuur van het boek daartoe uitnodigt, maar ook door wat het personage Tommie Vaulant aanduidt met “ondertussen”: de emotionele lading van de roman.’
Niet alleen verteller Bo de Leeuw, maar ook Tommie Vaulant en opa De Leeuw, proberen met schrijven hun plaats in het leven te bepalen. ‘De verschillende verhaallagen, spelend in verschillende tijden, op verschillende plaatsen en geschreven door verschillende personages, verglijden moeiteloos in elkaar,’ schreef de jury. ‘De Leeuws militant opkomen voor de Indonesische bevolking staat in relatie met o.a. het optreden van ik-verteller Bo in Bangladesh, ondanks alle relativering van diens kant (…).’
‘In de belevenissen van de hoofdpersonen weerspiegelt zich iets van de condition humaine, de eenzaamheid, het verlangen, het misverstand, de desillusie en de tand des tijds,’ aldus Peter Zonneveld in NRC.
‘Van hoeveel boeken kan niet gezegd worden dat ze vrolijk en treurig tegelijk zijn?’ schreef Ad Zuiderent in Vrij Nederland. ‘Dat ze in de beschrijving van iemands privé-beslommeringen een hele wereld tonen? Dat de schrijver ervan een stilist is van hier tot gunter? Dat ze ondanks een rijkdom aan anekdotiek veel aan de verbeelding van de lezer overlaten? Arme F. Springer, schrijvend in Luanda (Angola), moet het zonder de opgeblazen publiciteit doen waar Peskens, Hermans en Mulisch zo geil op zijn. Hij doet het met een pen, een uitgever en een recensent.’
F. Springer is het pseudoniem van bestuursambtenaar en diplomaat Carel Johannes Schneider. Hij publiceerde zijn eerste literaire werk onder zijn eigen naam en gebruikte vanaf de verhalenbundel Bericht uit Hollandia (1962) de naam F. Springer. Zijn standplaatsen keerden terug in zijn romans en verhalen: van 1972 tot 1974 was Schneider tijdelijk zaakgelastigde in Dacca.
Sinds de jaren zestig publiceerde F. Springer onder meer Schimmen rond de Parula (1966), De gladde paal van de macht (1969), Tabee, New York (1974) en Zaken overzee (1977). Onder zijn eigen naam verscheen in 1958 zijn debuut Een eskimo op het dak. Hij bracht zijn jeugd door in Nederlands-Indië. In 1999 ontving Springer de Constantijn Huygens-prijs voor zijn oeuvre.