De gedichten ogen ‘bedrieglijk eenvoudig’, schreef de jury, en lijken zo bij uitstek geschikt voor kinderen. ‘Maar tegelijkertijd is die eenvoud schijn en dat maakt de bundel ook fascinerend voor volwassenen. Er staat meer dan er staat, de gedichten zijn raadselachtiger, geheimzinniger, griezeliger vaak ook (...) dan ze in eerste instantie lijken.’ In het gedicht ‘Draak’ komt er steeds als het ‘ik-kind’ kwaad of bedroefd op bed ligt te huilen een verschrikkelijke draak langs het raam vliegen:
(…)
en ik doe het raam open.
O Draak zeg ik kom bij mij er is geen gevaar.
Hij komt mijn kamer in gekropen met zijn
vreselijke klauwen ieder zo groot als een hand
en wij omhelzen elkaar en dansen de dans
die Draken dansen in tijden van oorlog en hij
schiet ervandoor, een brand in de nacht en ik kijk
hem na, misschien dat ik weer naar beneden ga.