Aladdin en de wondertamp

Bregje Hofstede schreef voor het Literatuurmuseum een sprookje over een prinses, genaamd Jasmin, ze was prachtig om te zien. Een vriendin vertelde over Aladdin over wie het gerucht ging dat hij een tamp had van magische proportie…

 

Emblema: Charlotte Mutsaers

Er was eens een prinses genaamd Jasmin. Ze was prachtig om te zien – een echte vamp – en ze woonde in een paleis dat zo groot was dat ze haar persoonlijke doel van 10.000 stappen per dag makkelijk zou halen als ze zelf naar de keuken zou lopen voor ice-tea. Maar Jasmin liep niet zelf, al gaf ze de stappenteller aan haar bedienden mee.

 

De prinses werd door een klein leger lakeien op haar wenken bediend. 'Ja, uwe hoogheid! Natuurlijk, uwe heerlijkheid!' Maar het bevredigde haar niet dat haar lakeien voor haar bogen: die miezerige stumperds, zeker, die betaald werden om haar voeten te kussen en met een uitgewrongen stemmetje te flemen! Moest ze het daarvan hebben? De prinses wenste zich iemand die ze kon bewonderen en die toch voor haar boog. Diep voor haar boog!

 

Op een avond waarop de vollemaan, de ice-tea en de bediendes haar de keel uit kwamen, slingerde ze haar weeklacht naar de sterren.

 

Dit zou geen sprookje zijn als ze niet direct gebeld werd door een vriendin die haar de laatste roddels vertelde. De vriendin sprak over Aladdin, een mooie jongen en een succesvolle social climber over wie het gerucht ging dat hij een tamp had van magische proportie. Uit verveling en nieuwsgierigheid stuurde Jasmin hem een foto van haar billen, en wachtte af.

 

Van de geruchten bleek niets gelogen: Aladdin, die zich prompt aan haar paleisdeur meldde, bezat inderdaad een wonderbaarlijke tamp. Prachtig gevormd en zo lang als haar onderarm. Een tamp die stuiterde als ze hem aanhaalde. En wanneer de prinses erover wreef, bruiste er een witte geest tevoorschijn en zei Aladdin: ik doe alles wat je zegt! Alles wat je maar wilt! Liefje, doe een wens en ik vervul hem. Laat me je vervullen, laat me je vullen.

 

De prinses had daar wel oren naar. Een aantal weken lang wreef ze naar hartenlust over de tamp, tot die schraal en rood was en zijn eigenaar haar smeekte om een pauze; maar uiteindelijk boog Aladdin altijd voor haar wensen. Als ze hem gebood: 'Dieper!', dan deed hij dat subiet.

 

De prinses was gelukzalig. Steeds wanneer ze met de wondertamp speelde, schoten haar kuiten en haar voeten in een verrukkelijke kramp; wanneer ze uit bed opstond, had ze spierpijn. Haar stappenteller gooide ze weg, want de tamp deed wonderen voor haar figuur. Ze straalde, was opgewekt, haar verveling weggevaagd.

 

Op zomaar een zondagmiddag bereidde ze zich voor op Aladdins bezoek. Zoals nu haar gewoonte was, schoor ze zich nauwkeurig, wreef zich in met olijfzeep, schrobde zich met een ruwe washand dat de vellen eraf spatten, en liet zich hardhandig kneden. Aladdin vond het fijn als ze een zacht huidje had. Terwijl een besnorde masseuse pijnlijk in haar schouders kneep, dacht de prinses ineens: ik ben verdorie bezig om mezelf voor die boerenpummel op te wrijven. Is dat niet de omgekeerde wereld? Dit kan een trotse prinses toch niet doen? Ik wilde dat een man voor mij boog – en zie me nu! Ik laat me als een prijzenpoedel in de krul zetten, omwille van een opblaasarm.

 

Zodra Jasmin besefte dat de macht van de wondertamp twee kanten op werkte, besloot ze zich ervan te bevrijden. Ze liet Aladdin weten dat hij niet meer langs hoefde te komen, en blokkeerde zijn nummer.

 

Aladdin weende en at vijf kilo popcorn, schoor toen zijn driewekenbaard af en werd gelukkig met een ander.

 

Jasmin woont nog steeds in haar paleis, en snauwt elke dag tegen haar lakeien: 'Dieper buigen! Dieper!'