Jan en Jayne, Jayne en Jan: sekssymbolen van het geilste soort
De schelm en de intellectueel; de blonde poldergod en de zelfverklaarde misantroop; billenman en brillenmans; het lijkt een opmerkelijke combinatie. En toch.
Cremer met zijn branie, Hermans als officier van literaire – en in een enkel geval morele – justitie: allebei op hun eigen manier schopten ze graag tegen de Hollandse kneuterigheid. En beiden verruilden het in hun ogen benepen Nederland voor het buitenland.
Er was, blijkt ook uit een parel van een correspondentie, sprake van wederzijdse waardering. In 1962 al las Hermans voorpublicaties van Ik Jan Cremer en attendeerde zijn uitgever Geert Lubberhuizen (De Bezige Bij) erop. Het boek, dat in 1964 verscheen en een bestseller werd, heeft als middelste motto een citaat uit De donkere kamer van Damokles: ‘Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.’ Hermans was lovend. ‘Ik Jan Cremer,’ schreef hij in Cremers cadeauexemplaar van zijn eigen vers verschenen Mandarijnen op zwavelzuur (ook 1964), ‘is het eerste boek sinds onheugelijke tijden dat ik binnen 24 uur heb uitgelezen’, zo is te lezen in Jan Cremer in beeld.