De restanten van een wereld waar Slauerhoff nooit helemaal bij ging horen

Gedurende zijn vele wereldreizen nam J.J. Slauerhoff verschillende spullen mee uit China, die onderstrepen hoe begeesterd hij raakte door dat land. Thomas Heerma van Voss bekijkt een van de souvenirs: een tochtscherm.

 

Ze staan in de kelder van het museum, daar waar geen zonlicht komt. Ook de paar wandelroutes die hier zijn aangelegd tussen de archiefkasten, lades, geordende manuscripten, schrijversportretten, bureaus en decennia- of zelfs eeuwenoude correspondenties door, leiden niet langs deze twee attributen. Ze staan helemaal in de hoek, naast elkaar.  

 

Links: de lichtbruine, een beetje beduimelde maar nog in keurige staat verkerende lamp – op een A4’tje op de muur ‘schemerlamp’ genoemd – met een getekende blauwe draak op de zijkant. De lamp hangt aan een zwaar ogende houten houder die bovenaan de vorm van een drakenkop aanneemt. Rechts: een lijst met wat op een nieuw A4’tje een ‘tochtscherm’ is genoemd. Het scherm heeft de grootte van een flink schilderij; een donkerbruine lijst met getekende ivoren figuren aan de zijkant, een zwart middenstuk waarop een zesregelige tekst (eveneens in ivoor) is aangebracht. Dit zijn allebei souvenirs uit China, meegenomen door J. Slauerhoff (1898-1936) op een van zijn vele wereldreizen.

 

Op aarde niet en niet op zee

Online expositie

Wie leest over Slauerhoff – of dat nou overzichtsartikelen zijn of de lijvige, goed gedocumenteerde biografie die Wim Hazeu vijfentwintig jaar terug aan hem wijdde – krijgt onvermijdelijk het beeld van een onrustige, opgejaagde geest. De dichter was voortdurend onderweg, zowel in mentaal als in fysiek opzicht. Voortdurend verlangde hij naar iets anders, iets waar hij net niet bij kon. Hij verzette zich tegen zijn ouders, had allerlei relaties, raakte vervreemd van zijn echtgenote en scheidde, werkte ondertussen als arts in diverse steden en op meerdere schepen, nam waar in dokterspraktijken, en schreef natuurlijk – in tamelijk hoog tempo produceerde hij romans en poëziebundels, die gekenmerkt werden door eeuwig en onstilbaar verlangen: ‘Nu weet ik: nergens vind ik vree / Op aarde niet en niet op zee.’ (Uit Het einde.) Via zee reisde Slauerhoff, veelal als arts en zelfs als hij ziek was, jarenlang de wereld rond. Hij belandde in Latijns-Amerika, Afrika, in alle uithoeken van Europa. Maar Slauerhoffs favoriete continent, of in elk geval het continent dat hem het meeste bezighield: Oost-Azië. 

 

Portret van J.J. Slauerhoff. Collectie: Literatuurmuseum

 

Met name in China leek Slauerhoff iets te vinden, tenminste gedeeltelijk, waar hij zijn hele leven naar bleef zoeken. Een zeker comfort, opwinding, begeestering ook. Hoewel hij in brieven meer dan eens afgaf op de chaos in de Chinese steden, inclusief drankholen en opiumkitten, fascineerden andere delen van het land hem juist. Hij werd gegrepen door de vergane glorie aan de Aziatische kust, de cultuur die zo breeduit werd aangedragen en die zo anders was dan alles wat hij kende, de tastbare glimpen van verre verledens die vaak voelbaar waren.

 

Als schrijver raakte hij ook door de omgeving geïnspireerd, wat een van de redenen was waarom hij er zo vaak naar terugkeerde. Zijn veelgeprezen, postuum populaire roman Het verboden rijk (1931), die in eerste instantie verscheen als feuilleton, draaide voor een aanzienlijk gedeelte om Macau, dat in de 16e eeuw ontstond nadat de Portugese nederzetting in China (Lian Po) vernietigd werd. Slauerhoff deed iets interessants in zijn beschrijving van die eeuwenoude geschiedenis. Zo begon hij de roman met een feitelijk aandoende, objectief geformuleerde proloog, waarbij hij echter ook allerlei gevoelens en gedachtes van zijn personages presenteerde, die uiteraard verzonnen waren. Oftewel: de basis voor dit verhaal lag in de werkelijkheid, die trof hij in levenden lijve aan, en vervolgens raakte hij er zo door bezield dat zijn verbeelding het verhaal her en der overnam. 

 

Dat is te zien door heel Het verboden rijk, waarin Slauerhoff uiteindelijk meerdere verhaallijnen door de eeuwen heen aan elkaar verbindt. Een van de voornaamste raakvlakken tussen die lijnen: Macau – de plek die in de roman vroeg of laat steeds weer opduikt. En kennelijk fascineerde China Slauerhoff zodanig dat hij direct een vervolgroman schreef en die eveneens in het land situeerde; Het leven op aarde (1934) draaide om een zogeheten marconist (iemand die morsecodesignalen kan versturen en ontvangen) die in Het verboden rijk al figureerde en die nu vanuit de havenstad Tai Hai landinwaarts trok, op zoek naar een mystiek landschap dat achter de Himalaya scheen te liggen. Behalve een fysieke was dit natuurlijk vooral een mentale reis, zoals Slauerhoff die zelf in zijn leven ook voortdurend leek te maken.  

 

Het zou niet lang duren of hij begon aan een tweede opvolger van Het verboden rijk, als slot van de reeks die ‘de Chinese trilogie’ gedoopt werd. Maar dit derde deel – dat qua structuur nauw gebaseerd zou zijn op Het verboden rijk – kwam nooit af. Er zijn alleen losse aantekeningen, voorontwerpen en typoscripten van het boek overgeleverd, evenals een hoofdstuk dat Slauerhoff bewerkte tot kort verhaal. Later is naar deze leftovers letterkundig onderzoek gedaan, en eveneens naar de Chinese aardrijkskundige namen die in Slauerhoffs werk voorkomen, ook in zijn verhalen overigens; zo schreef hij in zijn bekende bundel Het lente-eiland en andere verhalen (1930) een verhaal over het geheimzinnige, ondoorgrondelijke eiland Kau Lung Seu, dat vlak bij de Chinese stad Amoy gelegen was (tegenwoordig Xiamen geheten). Slauerhoff vertoefde daar regelmatig, werkte er een poos als arts, maar vertrok ook weer. 

 

Waar in China hij precies verbleef, valt tegenwoordig lastig te achterhalen. Veel plaatsnamen zijn in de loop der tijd veranderd, en omdat Slauerhoff geen Chinees beheerste, baseerde hij zich hoofdzakelijk op Franse, Duitse en Engelse bronnen, waarin vaak voor dezelfde locaties verschillende namen werden gebruikt. Het blijft dus de vraag wat hij in al zijn tochten in China meemaakte, wat hij uit welke bron putte, waar zijn herinneringen ophielden en zijn fantasie begon. 

 

Maar wat wel bewaard is gebleven, naast de onvoltooide Chinese trilogie, zijn de vele souvenirs die hij meenam. Een Chinese kamerjas die hij op ten minste één geposeerde foto heeft gedragen, onderdeel van de museumcollectie. De vele ansichtkaarten die hij in Macau kocht en die onverstuurd bleven. Het is niet moeilijk in dat laatste enige symboliek te ontwaren: Slauerhoff wilde bij dat voor hem mysterieuze, onbekende China horen, maar liet daarbij niemand anders werkelijk toe – en hij werd zelf natuurlijk ook nooit helemaal onderdeel van die andere wereld, daarvoor was hij te opgejaagd, reisde hij te snel weer verder. Uiteindelijk werd die onrust hem fataal: tijdens een van zijn vele bootreizen werd Slauerhoff ziek, maar hij verwaarloosde zijn tuberculose en daarna zijn malaria. Toen hij alsnog aan land ging om te herstellen, was het te laat. In 1936 overleed hij in rusthuis ‘Villa Carla’ in Hilversum. 

 

Verschillende objecten van Slauerhoff zoals de Chinese kamerjas. Collectie: Literatuurmuseum

 

Na zijn dood lieten veel collega-schrijvers zich over Slauerhoff uit. Soms waarderend, een enkele keer neutraal of afkeurend, en eigenlijk altijd kwam zijn ondoorgrondelijkheid ter sprake, evenals zijn onstilbare hunkering. Dichter en criticus Victor van Vriesland (1892-1974) typeerde hem als een ‘zwerver op aarde’; ‘Een leven, verteerd door onrust en zoeken, lusteloosheid en wrang sarcasme. Verlaten, eenzaam en wanhopig is dit bestaan geweest.’ 

 

Het medicijn tegen Slauerhoffs tomeloze rusteloosheid

Lees meer

In die eenzaamheid en onrust trok Slauerhoff de wereld over, en hij bleef tot aan zijn dood verlangend en zoekend. Die spullen die hij per boot over de halve wereld meenam en die nu in dat hoekje onder in het museum staan, zijn daar een bewijs van. Het Literatuurmuseum heeft de tekst op het ivoor recent laten vertalen door Wilt Idema, emeritus hoogleraar Chinese Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Leiden. Het blijkt een gedicht geschreven door een Chinese keizer, over de viering van een reinigingsritueel anno 353. Hierbij waren belangrijke dichters en kalligrafen aanwezig: ‘Er zijn velen geweest die hun drinkbekers lieten drijven op de kronkelstromen / Maar waarom roemt men dan toch zo vaak de lente van het jaar kuichou (353)? / De verheven en onbekommerde lieden die heen en weer liepen in de spiegel / Hoe lieten zij door gebruik van “mes en penseel” hun geest voortleven?’ 

 

Het tochtscherm lijkt vanwege de esthetiek gekocht. De spullen die Slauerhoff meenam uit China onderstrepen hoe begeesterd hij raakte door dat land. De taal die hij niet begreep, het massieve hout en het ivoor en de fraaie hanglamp zoals hij ze nimmer tegenkwam in Nederland; de restanten van een wereld waar hij nooit helemaal bij ging horen.