‘Meneer Holman, breek me de bek niet open.’ Dat schrijft Heere Heeresma op 7 mei 1997 aan zijn jongere collega Theodor Holman. Het vormt een van de slotzinnen van een vrij uitgebreide, fel getoonzette brief, die Holman pas ruim een jaar later toegestuurd krijgt: op 27 juli 1998 stuurt Heeresma namelijk een tweede brief aan Holman, vrij kort en een stuk neutraler van toon: ‘(…) hierbij een brief die u niet onder ogen is gekomen. (…) PS de bijlage is een kopie van een kopie.’ Bijgevoegd zijn Heeresma’s anderhalve pagina verdediging en verontwaardiging uit 1997, waarover hij nu (in 1998 dus) overigens opmerkt dat ‘de kwestie’ ‘niet meer recent’ is.
Waarom iets sturen over een kwestie die niet meer recent is? De concrete aanleiding: een uitzending van de Tros Nieuwsshow waarin het stuk ter sprake kwam. En waarom in eerste instantie een brief schrijven die niet verstuurd wordt? Tja, daarover valt een minder eenduidig antwoord te geven, maar Heeresma schreef Holman overduidelijk omdat hij daar op dat moment dwingende behoefte toe voelde. Omdat hij gekrenkt was, omdat hij het idee had dat hij zijn eer moest verdedigen. Dat laatste deed hij strikt genomen niet doordat hij de brief onverzonden liet – de enige tegenover wie hij zijn eer dus verdedigde was hijzelf – maar het kan moeilijk anders of het luchtte Heeresma op om dit te schrijven, om voor zichzelf op te komen waar niemand anders dat deed.