Papier, een pen en enkele vrije weken: meer had Simon Vestdijk (1898-1971) niet nodig om een boek te schrijven. De romancier, dichter, criticus en essayist staat erom bekend dat hij in hoog tempo werkte, maar vier cahiers in het archief van het Literatuurmuseum laten zien dat hij medio jaren zestig zelfs voor zijn doen vaart maakte. En dat hij zijn aandacht ook nog eens moeiteloos kon verdelen over verschillende projecten.
Het jaar: 1964. Vestdijk is een gelauwerd en geprezen auteur en zijn productiviteit en inspiratie zijn allerminst geluwd. Hij heeft meer dan 150 boeken uitgebracht en net de Prijs voor Meesterschap ontvangen, die aan het rijtje met bekroningen kan worden toegevoegd. Onvermoeibaar blijft hij verder schrijven en hij heeft nu het plan opgevat voor een boek in een afwijkend genre, De onmogelijke moord. Het verhaal draait om een auteur die zich in een hotel afzondert om een boek te schrijven. Dan verdwijnt een van de hotelmeisjes. De schrijver heeft vlak daarvoor een hoge gil gehoord, maar anderen doen alsof er niets aan de hand is. Hij gaat op onderzoek uit, wat onder meer leidt tot de confrontatie met een dubieuze hotelbaas en andere hotelmedewerkers. De onmogelijke moord wordt de enige misdaadroman die Vestdijk ooit schreef.
Zoals gebruikelijk schreef Vestdijk dit werk eerst met de hand, in keurige schoolschriften. Alle rechterpagina’s zijn beschreven: een helder, wat krasserig handschrift, kleine schreefletters, hier en daar een doorgestreept zinnetje, in de kantlijn aanpassingen en soms een ternauwernood toegevoegde alinea, piepklein. Wie echter de datums in de kantlijn registreert, ziet hoe krankzinnig snel Vestdijk werkte. Het eerste cahier begint op 22 oktober 1964 en de tekst is exact zo in De onmogelijke moord opgenomen. Op 28 oktober is het schrift al vol. Tweeëntachtig bladzijdes, het kan niet anders of hij wist vooraf duidelijk wat hij wilde vertellen.