Een van mijn favoriete schrijvers is Fjodor Dostojevski. Zijn naam noem ik althans geregeld, als me wordt gevraagd welke auteurs ik graag lees. Meestal is het daarmee wel afgedaan, of er klinkt iets als: ‘En wie nog meer?’ Inhoudelijk op mijn waardering voor de Russische grootmeester ingaan is hoe dan ook niet nodig. Uitleggen waarom je van Dostojevski houdt is een beetje als verklaren waarom je fan bent van FC Barcelona. Natuurlijk, niet iedereen is fan. Maar diegenen die dat wel zijn hoeven zich niet te rechtvaardigen.
Dat dacht ik tenminste. Tot ik in het archief van het Literatuurmuseum een in het Engels geschreven stuk (ongedateerd proza)* las van Karel van het Reve, ‘A reader’s note on the Brothers Karamazov’, waarin hij de vloer aanveegt met de auteur van klassiekers als De broers Karamazov, Duivels en Misdaad & straf.
Sterker nog, net als in zijn veelvuldig herdrukte Geschiedenis van de Russische literatuur (Amsterdam, 1985) maakt Van het Reve gewag van een internationale vereniging van mensen die Dostojevski niet te pruimen vinden. Niet alleen Ivan Toergenjev maar ook Vladimir Nabokov zou tot deze ‘club’ hebben behoord. Wat me nog het meest verbaast is dat ook Van het Reve uitkomt voor zijn lidmaatschap, dat volgens hem ‘nog veel meer mensen zouden aanvragen, ware het niet hun angst om ontdekt te worden’.
Een gelovige is per definitie niet vatbaar voor tegenargumenten. Het is tijd om de proef op de som te nemen: is mijn voorkeur voor Dostojevski een geloof?