Leve Anny Schuitema, voorvechtster van de poëzie!

Actrice en voordrachtskunstenaar Anny Schuitema was in de jaren vijftig en zestig op de radio een onvermoeibaar pleitbezorgster van de poëzie. Joost Oomen duikt in haar archief en stelt zich voor hoe een dag in haar leven eruitgezien moet hebben, in een zomer- en een winterverhaal.

1. 

 

Het is de laatste dag van de lente, 20 juni 1957, en het is bewolkt en vrij koud in Nederland. Een waterig zonnetje, een matige noordenwind, mensen lopen met paraplu’s onder hun arm over straat terwijl ze bezorgd naar het wolkendek turen waaruit nog geen druppel regen gevallen is. Het is zo’n donderdag waarop hard gewerkt wordt, zacht gepraat, een dag die voorbij is voordat je er erg in hebt. In een radiostudio in Hilversum zit de actrice (of zoals ze zelf liever zegt: declamatrice) Anny Schuitema naar de microfoons te staren. Ze zit aan de andere kant van het glas, naast een technicus die verveeld de juiste knoppen omhoog heeft geschoven en nu tegelijkertijd een sigaret rookt, een boterham eet en de sportbijlage van de krant doorneemt. Maar Anny laat zich niet afleiden. In de microfoon wordt een tekst voorgelezen door een AVRO-presentator, een tekst die zij heeft geschreven en voorbereid. Het is een precair onderwerp, de gedichten die deze uitzending besproken worden zijn berucht. 

 

De AVRO-man vertelt over een bundel van een Franse dichter die precies honderd jaar geleden verschenen is. De Fransman had al eerder in kleine kring wat roem vergaard met verhandelingen over schilderkunst en de effecten van hasj (haschis in het script van de uitzending), maar met het verschijnen van zijn gedichten en het vervolgens door de Franse autoriteiten verbieden van enkele van die gedichten vanwege obsceniteiten, bereikt de Franse dichter een sterrenstatus. Zijn naam? Charles Baudelaire. Zijn bundel? Les Fleurs du mal.  

 

Ze laat de presentator zeggen dat Baudelaire niet alleen een groot dichter was, dat was hij zeker maar daarvan zijn er meer geweest, maar dat bij Baudelaire de moderne poëzie begon. Een poëzie waar, volgens haar, voor het eerst DE mens centraal stond. ‘De mens, zoals hij (Baudelaire dus) die zag in zijn wel zeer pessimistisch christendom, waaraan elke gedachte aan ener verlossing ontbreekt en dat daarom de naam christendom misschien niet eens kan dragen.’ Alleen de dronkenschap, van wijn, poëzie of deugd, kon volgens Baudelaire, volgens Anny, enige verlichting brengen. ‘Maar wat baat het,’ zegt de presentator, ‘men slaapt zijn roes uit en is dan somberder dan tevoren; de poëzie blijft onvolmaakt en onbegrepen.’  

 

De technicus neemt nog een hap van zijn boterham.  

 

Naast de presentator zit een drieëntwintigjarige jongeman. Hij is nog maar net aan de Amsterdamse toneelschool afgestudeerd, hij heeft moeite om aan werk te komen, maar hij is zeker getalenteerd. Anny vraagt wel vaker jonge acteurs en actrices in haar show gedichten te declameren en voor deze aflevering was ze specifiek op zoek gegaan naar iemand die zowel de originele gedichten in het Frans als de Nederlandse vertalingen zou kunnen voordragen. Deze jongen is geboren in Parijs, de stad van Baudelaire, en heeft bovendien de eerste zeven jaar van zijn leven in Cannes doorgebracht. Hij was erg blij geweest toen ze hem vroeg, gevraagd worden door mevrouw Schuitema is voor velen een opstapje gebleken naar een hoorspelrol of een andere baan bij de radio. Dat weet zij ook, dus kiest en vraagt ze voorzichtig. Maar deze jongen draagt de gedichten met zijn gebronsde stem prachtig voor. Anny smelt. Ze is blij dat juist zij hem gevonden heeft. Zijn naam? Ramses Shaffy.  

 

 

 

Lees de hele radiouitzending ‘Les Fleurs du mal’ van 20 juni 1957 onder redactie van Anny Schuitema hier.

 

Collectie: Literatuurmuseum

 

2. 

 

Het is de dag na Kerstmis, 27 december 1957, het is wederom bewolkt en koud in Nederland. Er zijn weinig mensen op straat, hoewel het een gewone werkdag is hebben velen vrijaf genomen om de kerstdagen en het weekend aan elkaar te kunnen verbinden. Anny Schuitema niet, zij zit in de radiostudio in Hilversum om de laatste uitzending van de poëzierubriek van het jaar op te nemen. Ditmaal zit ze niet naast de technicus, maar achter een microfoon. Ze weet dat er vandaag meer luisteraars zijn dan gewoonlijk, gezinnen die de derde kerstdag lummelend in de woonkamer doorbrengen, de radio de hele dag aan.

 

Samen met een andere redacteur heeft ze de beste gedichten van het afgelopen jaar uitgekozen, ze heeft haar gewicht in de schaal gelegd voor haar lievelingen. Er is een gedicht van Albert Verwey, die in 1957 zijn twintigste sterfdag beleefde, van J.C. Bloem, die zeventig werd, dit jaar verschenen poëzie van Gerrit Achterberg en Leo Vroman, en zelfs een gedicht van een pas 31-jarige dichter genaamd Hans Andreus. In 1957 was De sonnetten van de kleine waanzin verschenen, een bundel waarin volgens declamatrice Schuitema ‘het conflict van onze jongste generatie’ centraal staat. ‘maar misschien is het niet overdreven te zeggen, het probleem ook van zovele oudere mensen van vandaag, hoewel niet iedereen zich dat bewust behoeft te zijn. Het is de “Waanzin” van onze gespletenheid tussen de met angst gevulde leegte van een wereld, die, de ene vernietiging nauwelijks te boven, de andere lijkt voor te bereiden, èn ons verlangen naar een harmonisch bestaan van liefde en ziele-grootheid.’

 

Het laat haar niet koud om deze grote woorden, zelf geschreven, voor de ganse natie voor te dragen zo vlak na kerst. Toch is dat in haar stem niet terug te horen, ze is een professional, een declamatrice nog geschoold voor de oorlog. Er mag niets misgaan, dus er gaat niets mis. Ze heeft in elk gedicht elke klemtoon met pen onderstreept, zodat er geen uitspraakfout mogelijk is. Zo doet ze dat, zo heeft ze dat geleerd.

 

Na de uitzending wenst Anny haar technicus een prettige jaarwisseling en loopt het AVRO-pand uit. Het is koud op straat, de zon is al ondergegaan en het heeft zelfs een heel klein beetje gesneeuwd. De dunne laag is al genoeg om het normale straatrumoer licht te dempen, iets spookachtigs of zo je wilt iets poëtisch te geven. Ze heeft veel sneeuw gezien. Ze heeft veel poëzie gelezen. Dichtbundels die ze kocht in Deventer, Groningen, Maastricht, toen ze op tournee was met het gezelschap van Louis Saalborn, voor de oorlog. Die ze las achter in de bus ’s nachts terug over een wit besneeuwde weg naar Amsterdam. Dichtbundels in de winter van ’44, met honger, maar lezend in Gorters Mei als antigif tegen de knagende angst dat de Duitsers op haar deur zouden kloppen om haar Joodse onderduikers te vinden.

 

En toen het eindelijk weer vrede was, ging ze op reis dwars door Europa, waar ze tientallen, misschien wel honderden dichters ontmoette, met ze dronk en probeerde hun gedichten te vertalen. Eindeloze zomers om steeds op het moment dat de winter kwam de trein naar huis te pakken. Niet naar haar appartement, maar juist de studio. Waar een microfoon stond, klaargezet zodat zij haar nieuw gevonden dichters met het Nederlandse publiek kon delen. En het Nederlandse publiek smulde, en smult ervan. 

 

Anny weet nog niet wat ze met het eten zal doen. Ze loopt richting het station, ze neemt de trein naar Amsterdam en vanaf het Centraal Station de bus naar het Victorieplein, Amsterdam-Zuid. Er zou vanavond nog een jongen komen, hij wil toelatingsexamen doen voor de opleiding kleinkunst en heeft haar een brief gestuurd of hij bij haar langs mag komen voor tips en advies. Maar Anny gaat hem afbellen. Ze gaat uit eten, alleen, het zal rustig zijn in de restaurants. Ze zal een van de bundels meenemen die op de grote stapel naast de boekenkast op haar liggen te wachten. Nieuwe bundels, haar toegestuurd door bevriende dichters (J.B. Charles, Pierre Kemp) die hopen dat Anny hun werk in haar programma wil bespreken.

 

Ze zal de bundel opengeklapt tegen de waterkan zetten. Ze zal kritisch zijn, slechts af en toe ontroerd. Buiten zal het steeds harder sneeuwen. Ze zal een glas wijn bestellen en gedichten lezen.  

 

 

 

Lees de hele radiouitzending ‘Jaarkring der poezie’ van 27 december 1957 onder redactie van Anny Schuitema en J.J. van Herpen hier.

 

Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Anny Schuitema. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Anny Schuitema (1901-1989) groeide op in Den Haag en Rotterdam, waar zij de HBS doorliep en in de avond piano studeerde aan het conservatorium. Later ruilde Schuitema de piano om voor het toneel. Tijdens de oorlog zat ze in het verzet, waar ze liever niet over sprak, en na de oorlog droeg ze herhaaldelijk voor tijdens de herdenking op de Dam. Vanaf 1946 werkte Schuitema voor AVRO, waar zij als hoofd van de artistiek-literaire afdeling allerlei literaire radioprogramma’s maakte. Daarnaast reisde ze de hele wereld rond om op te treden. Ze werd regelmatig in het buitenland uitgenodigd, zoals door de Roemeense regering voor een herdenking van de dichter Eminescu. In 1951 werd Schuitema onderscheiden met de Voordrachtsring.