Aapjes kijken op de literaire huishoudbeurs: de Schrijversmarkt van de Bijenkorf

Jarenlang vervulde de Bijenkorf een prominente rol in het literaire veld, met een Schrijversmarkt, lezingen, een eigen Boekenweekgeschenk en het Feest der Lezers. Christiaan Weijts dook in het rijke archief.  

 

Probeer maar eens niet weemoedig te raken, tijdens het doorspitten van alle foto’s, correspondentie en ander materiaal van de jaarlijkse Schrijversmarkt die de Bijenkorf in de jaren vijftig en zestig organiseerde.  

 

Al die drommen lezers, die gretig door verse boeken bladeren, ruggen lezen, hun handen vol met boeken in cadeaupapier. Ze struinen langs de kramen waar de bekendste schrijvers signeren bij torenhoge boekenstapels. Het iedereen-is-er-gevoel spat ervan af. Alleen al de gastenboeken ademen die sfeer. Neem de bijeenkomst in het filiaal in Den Haag, 1956. C.J. Kelk schrijft ter plekke een kwatrijn, de piepjonge auteurs Cees Nooteboom en Harry Mulisch, dan net gedebuteerd, zijn present, naast grootheden van dat moment als J.C. Bloem, Henriëtte van Eyk, Anna Blaman, Paul Rodenko… 

 

Waar vind je zoiets tegenwoordig nog? Niet in de Bijenkorf, in elk geval. Wie nu per ongeluk op de boekenafdeling verdwaald is geraakt, tussen het glinsterende servies, de parfums en de kerstartikelen, en strandt in het hoekje met kookboeken en een povere top-10-tafel, kan zich niet voorstellen dat dit warenhuis decennialang een van de belangrijkste spelers is geweest in het literaire leven.

 

Drukte op de Bijenkorf Boekenmarkt in de jaren zestig

 

Dat begon al in 1930. De Nederlandse Uitgeversbond riep een ‘boekendag’ in het leven en de Bijenkorf, die net een nieuw filiaal in Rotterdam had geopend, organiseerde de allereerste signeersessie van ons land. Die groeide uit tot een jaarlijks evenement, en zeker na de oorlog nam het een enorme vlucht. Halverwege de jaren zestig moest die hele manifestatie zelfs uitwijken naar de RAI.  

 

De grondlegger hiervan: een begeesterde chef boeken-inkoop, die zulke evenementen in een warenhuis in Parijs had gezien. Dat wilde hij hier ook eens proberen, deze G.J. Ammerlaan. Vader van, jawel, Robbert Ammerlaan, die dan weer later uitgeverij De Bezige Bij zou gaan leiden.

 

Nadat het evenement in de oorlog tot stilstand was gekomen, startte de Bijenkorf in 1949 met een jaarlijkse ‘Schrijversmarkt’. Er kwamen lezingen, een jaarlijks boekgeschenk als alternatief naast het Boekenweekgeschenk, een literatuurprijs, het publiekstijdschrift De Boekenkorf, publieke interviews, signeersessies, en een berucht ‘koud buffet’ waar al die hongerige schrijvers zich na afloop op stortten.  

 

Waar vind je zoiets tegenwoordig nog? Niet in de Bijenkorf, in elk geval

 

‘Zeer kopieus,’ noemde Gerard Reve het in de roman Moeder en Zoon (1980), waarin hij refereert aan zo’n avond in 1967. En passant ‘verklaart’ hij waarom de Bijenkorf ermee is gestopt, namelijk ‘wegens diefachtigheid en velerlei ander wangedrag van de heren artiesten’. ‘Het zorgeloze kunstenaarsvolkje bediende zich in de eerste ronde van een dubbele portsie, at de helft ervan op, en doofde op zijn bord in de overgebleven helft zijn sigaretten. (…) Onder aanvoering van de liefdesapostel en verlichtingsprofeet Simon V. roofde men daarna, in de onbewaakte grammofoonplatenafdeling, alles wat van zijn gading was.’ 

 

Dat staat nogal in contrast met het beeld dat het concern wilde neerzetten. Het richtte zich op de ‘gegoede klasse’ en je afficheren met cultuur hoorde daarbij. Waar het tegenwoordig alleen nog stichtingen, fondsen en andere gesubsidieerde leesbevorderaars zijn die wanhopig proberen om het lezen te promoten, als een soort ontwikkelingswerk, was het toen nog de commerciële retailsector die dat met succes op zich nam.  

 

De Bijenkorf koos ervoor om een centrale positie in de literaire wereld in te nemen en was een van de belangrijkste verbindende schakels tussen de schrijvers/uitgevers en het geïnteresseerde bredere publiek. Ja, dit warenhuis was alles: een alternatieve CPNB, Libris Literatuur Prijs, De Balie, Spui25, Boeken Magazine, allemaal ineen.

 

Marga Minco en Simon Vinkenoog op de Boekenmarkt van 1967.

 

Wat er nog het dichtst bij in de buurt kwam en wat ik mij zelf nog kan herinneren, is Manuscripta, een jaarlijkse beurs die van 2007 tot 2016 in september werd gehouden. Toevallig precies de jaren na mijn debuut, dus ik heb heel wat edities meegemaakt. Het groeide al snel uit tot een driedaags festival, de opening van het boekenseizoen, de tijd van de ‘rentrée litteraire’, waar alle uitgevers een stand hadden, waarin ze de nieuwe titels aankondigden, folders uitdeelden – ik herinner me een dikke uitgave met fragmenten uit nog te verschijnen romans. Af en toe nam er een auteur op een kruk plaats voor een interviewtje te midden van alle kakofonie.  

 

Onderling lieten wij – schrijvers, uitgevers, critici – gniffelend het woord ‘huishoudbeurs’ vallen, bij het zien van al die (vooral) dames die hun gratis linnen tasjes volstouwden met gratis hebbedingetjes.  

 

Onderling lieten wij – schrijvers, uitgevers, critici – gniffelend het woord ‘huishoudbeurs’ vallen

 

Er werd wel meer gezeurd. De uitgeversstands verdwenen rond 2013 van Manuscripta, dat nog nadrukkelijker een publieksevenement werd, met wat organisator CPNB een ‘De Wereld Draait Door-achtig format’ noemde. Dat was toen voor velen een beetje vloeken in de literaire kerk.  

 

Dat dedain tegen nieuwe dingen is van alle tijden, leert ook de geschiedenis van de Bijenkorf Boekenmarkt. Meteen in 1930 klaagt een criticus in Het Vaderland al over ‘dit optreden van ernstige letterkundigen als boekverkoopers, die het publiek moeten lokken door het signeeren van hun werken’. ‘De smaakmakers van de Nederlandse literatuur lieten zich als aapjes bekijken,’ schreef een verslaggever van Het Vrije Volk op 3 maart 1980.

 

Anna Blaman, Bert Voeten en Harry Mulisch op de Boekenmarkt van 1960. 

 

Ook W.F. Hermans, die er geregeld te gast was en er in elk geval twee keer een lezing heeft gehouden, stelde zich begin jaren vijftig al kritisch op tegen de nieuwe rol van de schrijver als pratende bezienswaardigheid.  

 

Tussen het Bijenkorf-materiaal bevindt zich het typoscript van een lezing die hij ergens tussen 1950 en 1953 moet hebben uitgesproken.  

 

Kennelijk is hem gevraagd wat te reflecteren over de rol van schrijver, criticus, boekhandelaar en lezer. Het verhaal is niet heel opzienbarend, al doet Hermans aardige uitspraken over het literaire bedrijf, met stellingen als: ‘De meeste schrijvers zijn geen improvisatoren en geen praters. Daarom juist waarschijnlijk zijn zij schrijvers geworden.’  

 

Hij lijkt zich te scharen bij de critici die vrezen dat de schrijver te veel een publiekstrekker wordt, die meer babbelt dan schrijft. De ‘boekloze schrijver’, noemde ik dat zelf eens, in 2014, toen de DWDD-isering van de literatuur op haar hoogtepunt was, en dus ook het format werd van die Manuscripta-beurs.  

 

Naar wat toen oppervlakkig, populair en plat was, kijk je jaren later met weemoed terug

 

Nu, tien jaar later, en nadat Manuscripta in 2016 is verdwenen door een koerswijziging bij de CPNB, kijk ik met enige weemoed terug naar die literaire huishoudbeurs. Misschien is dat hoe het altijd gaat met cultuurkritiek. Naar wat toen oppervlakkig, populair en plat was, kijk je jaren later met weemoed terug.  

 

Of wisten we toen ook wel dat hier niet mee te spotten viel? Die veelal hoogopgeleide vrouwen van boven de zestig, dat waren de mensen die de leescultuur nog overeind hielden. En juist in de zalen met publieksevenementen zag je toch ook best wat studenten en jongeren. Het had iets opwindends, zoals de hele wereld van de literatuur iets opwindends had. Zoveel schrijvers die in het wild rondliepen, je wilde daar bíj zijn, deel van uitmaken. Zoals je nu zou willen dat er nog ergens zo’n jaarlijkse manifestatie was met DWDD-achtige podia.  

 

Eerst het dedain, dan het weemoedig terugverlangen naar wat je bespotte.

 

Annie M.G. Schmidt in 1957 en Neeltje Maria Min in 1967

 

Zo laat de archiefdoos van de literaire Bijenkorf zich ook lezen als de neerslag van een veranderde cultuur. Waar de schrijvers in de jaren dertig nog een heel voorzichtige uitnodiging krijgen voor de signeersessie, zien de auteurs in de jaren zestig het warenhuis als een belangrijk pr-vehikel. Vandaar alle correspondentie van schrijvers die bezorgd zijn of ze dit jaar wel uitgenodigd worden, die zichzelf uitnodigen, of die vraagtekens plaatsen bij het uitnodigingsbeleid.  

 

Het lijken de kaartjes voor het Boekenbal wel.

 

Het Boekenbal: sneu en lachwekkend

Lees ook

De Schrijversmarkt werd in 1983 een ‘Boekenmaand’, met een eigen uitgave als alternatief Boekenweekgeschenk. Na 2011 ging het nog een paar jaar door als signeerevenement ‘Het Feest der Letteren’, maar dat feestje verstomde algauw. 

 

Probeer maar eens niet weemoedig te worden. En probeer vooral maar eens om niet cynisch te worden. Er is een hoop gesomber in de literaire wereld, maar er zijn ook andere ontwikkelingen. Allerlei cafés bieden offline avonden waarop er gelezen en gepraat wordt over boeken. Die zitten steevast vol. De leesclub bloeit in het hele land. Schrijfworkshops zitten vol. De VU is creatief schrijven als bacheloropleiding begonnen. Een volle collegezaal!  

 

Ik zou zeggen: lezen en schrijven, daar kun je moeiteloos een warenhuis mee vullen. Laat schrijvers workshops houden, laat ze langskomen bij een leesclub die vooraf zijn of haar boek las, organiseer wat publieksinterviews, een doorlopend poëziepodium. Enzovoorts, enzovoorts. Maar welke commerciële partij wil dit op zich nemen?  

 

De Bijenkorf van nu zal dat niet meer doen. Die hebben het te druk met Chinese toeristen naar te dure parfums lokken. Men richt zich op ‘het hogere marktsegment’. En de boekenafdeling? Die hebben ze uitbesteed.  

 

Het staat er wat karig, op de site van de Bijenkorf, dat in 2018 AKO voortaan de boekenafdeling is gaan bestieren. Met meer nadruk op ‘kookboeken, kinderboeken en boeken voor op de koffietafel’. En dan: ‘AKO gaat niet verder met het Feest der Letteren. Het jaarlijkse boekenfestijn in de Bijenkorf verdwijnt voorgoed.’ 

 

De Bijenkorf Boekenmarkt van 1967

 

Alle foto’s zijn afkomstig uit de collectie van het Literatuurmuseum.