Op de tafel in mijn woonkamer liggen al wekenlang vijf brieven. Goed in het zicht, zodat de ogen van bezoekers blijven haken aan de handtekening waarmee de brieven worden afgesloten. In elegante maar stevige letters staat daar de naam van de Franse auteur over wie Maarten ’t Hart eens schreef: ‘Vijftig jaar geleden waren de grote voorbeelden stuk voor stuk Franse schrijvers: Sartre, Camus, de Beauvoir, Saint-Exupéry en een generatie eerder waren dat Proust en Gide, en een eeuw geleden Flaubert, Stendhal en Balzac. Maar hoe Frans georiënteerd we ook waren, één groot Frans schrijver werd totaal veronachtzaamd. Vanwaar die veronachtzaming van een schrijver die in Frankrijk altijd in één adem met Proust en Gide genoemd wordt?’
De brieven op mijn tafel, vanzelfsprekend kopieën, zijn geschreven door Roger Martin du Gard (1881-1958). De originelen liggen in het archief van het Literatuurmuseum. Ik wist niet wat ik meemaakte toen ik ze daar ontdekte. Een heerlijke vondst, want weinig schrijvers vind ik zo goed als Roger Martin du Gard. Ik kwam zelfs even in de verleiding één van zijn brieven tussen mijn aantekeningen te stoppen en zo ‘per ongeluk’ het museum uit te smokkelen, niet om te verkopen, ook niet om de brief ingelijst op de schouw te zetten, maar gewoon om hem te hebben.