De evolutie van het schrijfgerei: Shift-F7-proza op de iMac
Staat het handschrift op uitsterven? Van tijd tot tijd hoor je daar verontrustende berichten over. Zelfs op de Montessori-basisschool van mijn kinderen merkte ik de verandering. Terwijl de oudste nog aan elkaar leerde schrijven, met sierlijke lusletters, moest zijn zusje daar halverwege groep 4 ineens mee stoppen, tot haar niet geringe teleurstelling.
Losse letters. Die werden verplicht. Een nieuwe methode. Nieuwe schriften. Blokletters. Die zouden leesbaarder zijn, en in de toekomst werd handschrift toch minder belangrijk.
De school was blijkbaar ijverig aan het invoegen op de digitale snelweg. Nog even gasgeven en schrijflessen zijn type- en swipe-lessen. Of loopt het zo’n vaart niet? Het tegengeluid begint immers ook aan te zwellen. Bemoedigend is bijvoorbeeld een studie van een Noorse universiteit, door de Nederlandse neurowetenschapper Audrey van der Meer. Aan de hand van experimenten en hersenscans stelde zij vast dat kinderen beter leren als ze met de hand schrijven.
De bevindingen zijn zelfs in het World Economic Forum aangehaald in een pleidooi om kinderen meer ‘zachte vaardigheden’ te laten ontwikkelen, en die komen in de verdrukking als je ze tijdens de coronacrisis vooral achter schermen plaatst.
De beste passages blijken telkens weer degene die ik met de hand in een klein notitieboekje heb gepriegeld
Het onderzoek bevestigt wat veel schrijvers al wisten of vermoedden. Zelf werk ik met een combinatie van vulpen, papier en laptop, en het is mij steeds meer gaan opvallen: de beste passages blijken telkens weer degene die ik met de hand in een klein notitieboekje heb gepriegeld. Niet alleen zijn de zinnen vloeiender, muzikaler, prettiger, ook zijn die handgeschreven alinea’s meestal degene ‘waar het gebeurt’. Een nieuwe laag wordt aangeboord, een diepere emotionele lading, een onverwachte opening.
Aanvankelijk geloofde ik nog dat ik me aanstelde. Of beter gezegd, ik meende dat er andere, niet eens zo heel duistere krachten verantwoordelijk voor waren. Met de hand schrijf ik meestal als ik niet thuis ben. In treinen, op pleinen, bij strandpaviljoens, op een bankje bij een fietstocht door de duinen. Dat moest het zijn: puur door de verandering van omgeving – en door het offline zijn! – begon de fantasie te malen. Niets magisch aan.
Toch wel dus. Al is het magie die je inmiddels op EEG-scans nauwgezet kunt gadeslaan. De zintuiglijke ervaring van het vormen van letters, de fijne motoriek en de tactiele sensaties activeren allerlei hersencircuits die het geheugen stimuleren, leerprocessen vergroten, creativiteit aanwakkeren.
‘Bloedwarme inkt’, noemt Adri van der Heijden het ergens. Hij is een van de laatste auteurs die zweert bij vulpennen, gevolgd door een complex proces van typemachines en verschillende bureaus. Maar nu is er dus wetenschappelijke onderbouwing voor wat je anders nog kon houden voor nostalgisch sentiment.
In een vak waar gereedschap en voorwerpen zo'n geringe rol spelen – vergeleken met andere ambachten is het een bijna onstoffelijke bezigheid – is het misschien niet vreemd dat de schaarse middelen die er wel voor nodig zijn met een zekere eerbied worden behandeld.