Een ode aan Thé Tjong-Khing: ‘Een kind lijkt in Thé’s tekeningen ook écht op een kind’

Vaak zijn ze sprookjesachtig, soms een beetje eng, regelmatig grappig en altijd prachtig: de illustraties van Thé Tjong-Khing. Marjolein Visser mocht zijn originele illustraties bekijken in het museumarchief.

 

Ergens in het halfdonkere museumarchief, waar – krakend onder het gewicht van vele mappen, kisten, dozen en typemachines – grote kasten met logge stuurrollers uit elkaar worden gedraaid, bevind ik mij in een spannend verhaal. Dat spannende zit ’m niet in de archiefkasten om mij heen, die piepen en steunen bij elke aanraking, en ook niet in het feit dat hier geen ramen zijn. Het zit ’m er zélfs niet in dat dit de enige plek in Nederland is waar de literaire nalatenschap van Nederlands grootste schrijvers en illustratoren gelegen is – wat deze plek doet voelen als een avontuurlijke schatkamer. 

 

Uit Vos en Haas - Waar is het cadeau? door Sylvia Vanden Heede, 2023

 

Nee, de spanning zit ’m in het feit dat ik hier illustraties bekijk van een meesterillustrator. Vaak zijn ze sprookjesachtig, soms een beetje eng, regelmatig grappig en altijd prachtig. Terwijl ik ze hier bekijk, vergeet ik dat ik al vijfendertig ben en ga ik helemaal op in de grote vellen en kleine blaadjes. Ik realiseer me: het werk van Thé Tjong-Khing bekijk je niet, je verliest je erin. Thé (voornaam: Khing) is de maker van een van de grootste illustratieoeuvres van Nederland (hij illustreerde tussen de vijf- en zeshonderd boeken, hoeveel precies heeft hij niet bijgehouden). Dit komt natuurlijk ten eerste door dat ene grote talent, een talent waarmee Thé vrijwel elk kind in Nederland verleidt te verdwijnen in een sprookje, gedicht of spannend verhaal (jeugdboekenschrijvers staan dan ook in de rij om met hem samen te werken, wekelijks ontvangt hij nieuwe aanvragen). Ten tweede wordt dit gigantische oeuvre mogelijk gemaakt doordat Thé al zeventig jaar in het vak zit (ja, u leest het goed). Hij is bij moment van schrijven 91 jaar oud, maar hij tekent nog elke dag.

 

Dit is een ode aan de enige echte illustratiekoning van Nederland: Thé Tjong-Khing. Ik kreeg hierbij hulp van jongere generaties illustratoren. Én ik sprak de meester zelf, maar dat komt in een volgend deel.

 

Uit Kleine Sofie en Lange Wapper door Els Pelgrom, 1984

 

Allereerst Thé Tjong-Khing in het kort: Thé is geboren in Indonesië. Na het lyceum en drie jaar aan de kunstacademie in Bandung kwam hij in 1956 naar Nederland om verder te studeren. Al snel kwam hij bij Toonder Studio’s terecht, waar hij strips tekende.

 

Na een carrière als striptekenaar (hij werd bekend met bijvoorbeeld de reeks Arman & Ilva), vroeg jeugdboekenschrijver Miep Diekmann aan Thé om haar jeugdboek Total Loss, weetjewel (1973) te illustreren. Dit was een gouden zet, zowel tekst als illustraties werden iconisch. Sindsdien werkt hij met succes als illustrator van kinderboeken. Hij won maar liefst driemaal een Gouden Penseel, ontving een Zilveren Penseel en de Woutertje Pieterse Prijs. In 2010 ontving hij de Max Velthuijs-prijs voor zijn gehele oeuvre. Zelf verhalen verzinnen doet hij niet. ‘Ik heb een verhaal nodig,’ zegt Thé hierover in een interview met Nieuwsuur (2022). Hij stelt daarom ook dat hij géén kunstenaar is. ‘Kunstenaars “scheppen”, maar ik heb een verhaal nodig om in beweging te komen.’ 

 

Op dat kunstenaarschap kom ik aan het eind van deze ode terug. Maar nu eerst het archief in! 

 

 

 

 

En dat betekent uren kijken. Bijna alle illustraties die Thé maakte zijn in het archief van het Literatuurmuseum / Kinderboekenmuseum ondergebracht. Door heel veel dozen en mappen snuffelend, zie ik mijn jeugd aan mij voorbijtrekken. Ik herinner me hoe ik ’s avonds in het grote bed voorgelezen werd en daarbij keek naar Assepoester die op haar knieën de grond ligt te boenen, naar Abeltje die de wereld ontdekt via zijn lift of naar Kleine Sofie en Lange Wapper, waarbij Sofie ondanks haar ziekzijn grootse avonturen beleeft. Vandaag in het archief herinner ik me plots de staat waarin deze tekeningen mij als kind brachten: na een tijdje voorgelezen te zijn, gleed ik zelf als het ware af naar het papier en zat in gedachten ook op mijn knieën als Assepoester een vloer te schrobben (waarvoor ons kleine rijtjeshuis in Heerde voor de gelegenheid veranderde in een kasteel), was ik plotsklaps van mijn hoogtevrees verlost en vloog ik net als Abeltje door de lucht en hing ook ik in de zeilen als kleine Sofie. 

 

Uit Grootmoeders grote oren... door Jacques Vriens, 2006

 

Door Thé’s oeuvre gaand, zie ik niet alleen mijn jeugd, maar ook verschillende tijdsbeelden. Aan de illustraties voor Wiele wiele stap (waarop knuffels in een trekwagentje worden voortgetrokken) geschreven door Miep Diekmann, is te zien dat het boek in de jaren zeventig uitkwam. De prinses en de paradijstuin van Dolf Verroen, met een afbeelding van een prinses die een koning met modder bekogelt, of de recente boeken uit Sylvia Vanden Heede’s Vos en Haas-reeks, waarin dieren gehuld in grappige kleding als pyjama’s, koksmutsen en piratenpakken spannende avonturen beleven, zijn duidelijk na onze eeuwwisseling gemaakt. Meer kleur, denk ik. En minder detail. Eigenlijk weet ik niet waarom. Ook vind ik het moeilijk om te benoemen waarom ik de tekeningen van Thé zo goed vind, ik weet vooral dat ik er heel graag naar kijk en me er, ook nu ik volwassen ben, graag in verlies. Voor iets meer duiding raadpleeg ik vanuit het archief twee gespecialiseerde hulptroepen.

 

Uit Wiele wiele stap door Miep Diekmann, 1977

 

Want hoewel ik fan ben, ben ik geen kenner van illustraties. Sophie Pluim (geboren in 1993, bekend van onder meer Mot en de metaalvissers, winnaar Kinderboekwinkelprijs 2023) is dat wel. Zij is fan van Thé’s werk, dat haar inspireerde om zelf ook te gaan tekenen. ‘Thé’s tekeningen bieden kijkcomfort,’ stelt zij. ‘Er zit een vorm van herkenbaarheid in van het echte leven. Een kind lijkt in Thé’s tekeningen ook écht op een kind. Dat is gek genoeg niet vanzelfsprekend bij jeugdboekillustraties. Zijn personages léven. Ik zat daarom als kind uren naar zijn tekeningen te kijken.’ Ook illustrator Janneke Ipenburg (geboren in 1979, bekend van onder meer Alle wensen van de wereld, winnaar Zilveren Griffel 2022) vertelt hoe haar liefde voor kinderboeken begon bij Wiele wiele stap en hoe Thé vervolgens een belangrijke plek in haar jeugd innam. Ipenburg stelt dat hij een meester is in het aanbrengen van suspense door zijn gebruik van licht en donker. ‘Daar ben ik echt jaloers op, want het vraagt lef om te werken met grote contrasten,’ vertelt ze. Ook beschrijft ze zijn talent voor het illustreren van sprookjes en fantasieverhalen. ‘Het zijn een soort toneelstukken in het klein. De composities van Thé Tjong-Khing zijn in sprookjes en mythen verrassend en soms weergaloos mooi.’

 

Uit Russische sprookjes door Thé Tjong-Khing, 2020

 

Ook in zijn immense archief zijn sprookjes een terugkerend thema. Ik vind niet alleen bekende sprookjes, maar ook onbekende, zoals De gierige koning van Godfried Bomans, dat al dateert uit 1935 maar werd heruitgegeven in 2022 met tekeningen van Thé. Ook al zijn ze voor kinderen bedoeld: deze tekeningen hebben allemaal een donker randje. Thé werkt veel met grijs- en zwarttinten (en soms is het enige licht de kaars die de gierigheid van de koning zichtbaar maakt). Ook in andere sprookjes gaat Thé niet voor kinderen op de knieën. Zo staat Roodkapje voor een groot bos waar als uit het niets een bijzonder enge wolf uit tevoorschijn komt en wordt Rapunzels haar op brute wijze afgeknipt door een heks die flink hard aan haar haren rukt en trekt.

 

 

 

Er zijn ook sprookjes in het archief te vinden die door Thé niet alleen geïllustreerd, maar ook herverteld zijn, zoals in het prachtige boek De dertig mooiste verhalen van de sprookjesverteller (2010). Toch houdt Thé meer van illustreren dan van schrijven. Het boek Waar is de taart waarvoor Thé het verhaal verzon én illustreerde (winnaar Woutertje Pieterseprijs én Zilveren Penseel in 2005) is dan ook helemaal tekstloos. Alle illustraties van dit boek liggen in het archief en vertellen ieder een ander deel van het spannende verhaal over een diefstal van een taart, terwijl er tegelijkertijd ook allemaal kleine subverhalen spelen, die – al zijn ze dan niet beschreven in woorden – door Thé zichtbaar zijn gemaakt in de verfijnde afbeeldingen. Denk bijvoorbeeld aan Kind Konijn dat huilt en waarbij pas langzaam duidelijk wordt waarom. Of aan het elfde eendje dat moeilijk te vinden is. Zodra u de illustraties ziet zal u, net als ik nu in het archief, weer druk gaan zoeken. 

 

Uit Held op sokken door Bette Westera, 2013

 

Wanneer ik bijna het archief verlaat (ik ben hier al uren en het loopt tegen sluitingstijd) en nog enkele laatste illustraties bekijk, is er één ding dat ik concludeer: Thé Tjong-Khing is, ondanks dat hij dat zelf ontkent, een groot kunstenaar. In alle interviews die ik met hem lees of beluister, herhaalt hij dat hij geen kunstenaar is omdat hij zelf geen verhalen zou ‘scheppen’. Het archief van het museum maakt echter het tegendeel duidelijk: zeer veel verhalen voorziet Thé middels tekeningen van eigen inzichten over de mens en het zijn daarmee zíjn tekeningen die de verhalen van extra betekenis voorzien. In Het Grote Thé-tafel boek (2025), waarin het immense oeuvre van Thé Tjong-Khing centraal staat, legt recensent Joyce Roodnat kraakhelder uit hoe hij dit doet bij de toverspiegel van Sneeuwwitjes boze stiefmoeder. Roodnat beschrijft: ‘Thé windt geen doekjes om wat we allemaal kunnen weten maar wat we blijkbaar nooit willen inzien: toverspiegels bestaan niet. De spiegel is een gewone spiegel. De stiefmoeder ziet haar eigen spiegelbeeld en luistert naar haar eigen stem. In een fit van jaloezie kijkt ze gemeen – en ja, dan bén je lelijk!’

 

Uit En ze leefden nog lang en gelukkig door Henri van Daele, 2003

 

Dit betekenis geven herken ik ook in de tekeningen voor het boek Russische sprookjes (2020), waarin een meisje weggeschopt wordt door een belachelijk uitziende bruut. Thé toont ons hiermee: je kan dan wel sterk machtsvertoon laten zien, maar mooier word je er als mens niet van. Ik ontrafel ook zo mogelijk meer betekenis in beeld dan in tekst bij het boek De dag dat de zee weg was (2017) van Awee Prins, met een afbeelding van een konijn dat een olifant wil worden en met grote stappen en gebaren (en in korte broek!) op een kudde olifanten afstapt: overduidelijk blaast hij zich een beetje op. Alleen toont de tekening óók de olifanten die tien keer zo groot zijn als het konijn en met dreigende koppen een fuik vormen. Hier lijkt Thé te zeggen: als je onmiskenbaar wordt overvleugeld in kracht en duisternis, is er altijd een mogelijkheid om (over)moedig te zijn. Ook besluit ik hier in het archief dat ik de tekeningen van Held op sokken (2020) zo mogelijk nog sterker vind dan de leuke tekst van Bette Westera. De omslagillustratie toont de aardappels schillende held op sokken, die naast een in stukken gehakte draak in pasteltinten zijn karweitje klaart, maar in zijn ondeugende blik laat zien dat hij ondanks zijn slappe voorkomen ongekende mogelijkheden heeft.

 

En zo kan (en wil!) ik graag nog een tijd doorgaan. Echter, ik moet het archief verlaten. 

 

Dat doe ik met de vaststelling: Thé Tjong-Khing is een groot kunstenaar. 

 

Uit De dag dat de zee weg was door Awee Prins, 2017