Hella Haasse: de gesprekspartner van de koningin
Het is een van de favoriete boeken van Beatrix, De tuinen van Bomarzo (1968). De toenmalige koningin bekende dat bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren aan Hella Haasse in 2004: ‘Ik ben later met mijn man en zoons in die tuinen geweest. Daar voelde ik dat u onzichtbaar met ons meeliep en op die speciale Hella Haasse-manier ons betrok bij het mysterie van deze unieke schepping. Met dat schitterende boek was u opeens ook – als ware dochter van uw vader – de schrijfster van een detectiveroman.’
En inderdaad is bijna alles aan het boek raadselachtig. De vorm – hoort het bij fictie of non-fictie? –, de aanleiding voor het boek. Zelfs de documenten erover die het Literatuurmuseum bezit dwingen je in een detectiverol.
‘Ik wilde naar Bomarzo,’ schrijft Haasse op de derde pagina van het boek. ‘Wat ik daar hoopte te vinden had ik niet kunnen zeggen, maar ik had die tuinen nodig, al wist ik niet hoe en waarom.’ Misschien begon de fascinatie al met dromen die ze als kind had over labyrinten en doolhoven. Halverwege de jaren vijftig stuitte ze toevallig op een fotoreportage van die toen net ontdekte tuinen, die halverwege de zestiende eeuw waren aangelegd in midden-Italië. Ze stonden vol bemoste beelden van monsters en draken, er gingen grillige labyrintvormige paden doorheen, en over de bedoeling en herkomst was amper iets bekend.
Over de schaarse historische gegevens legde zij een interpretatie, met nieuwe verbanden, waardoor haar boek een intrigerende mengvorm werd van feiten en fantasie, van dromen en bespiegelingen, van verzonnen verbanden tussen de bestaande brokstukken.
De geschiedenis kan op duizend manieren geschreven en herschreven worden. Verborgen onder de oppervlakte van het geijkte beeld van de historie, in de diepte, de massa van dat ontzaglijke materiaal, liggen, nog nooit ‘gezien’, de verbindingspunten van andere beelden met een ander perspectief en volstrekt anderen vormen en afmetingen.