‘Ik ben niet gek, ik ben een varkentje!’ - Een thuis vinden in de verhalen van Pim Lammers

Marjolein Visser bekijkt in het Literatuurmuseum het kleine archief van kinderboekenschrijver Pim Lammers. Bladerend door zijn manuscripten ziet ze hoe bewust hij thema’s als ‘jezelf zijn’ en ‘thuiskomen’ in zijn verhalen verwerkt.

 

In 2013 leerde ik Pim Lammers kennen. We zaten samen in de finale van Write Now!, de grootste schrijfwedstrijd van de Nederlandse letteren voor jonge schrijvers. Samen brachten we het finaleweekend in Rotterdam door. We waren in meerdere opzichten jong: we droegen beiden zo ongeveer voor het eerst voor uit eigen werk en keken afwachtend op als iemand boven de eenentwintig ons aansprak. Pim kwam op mij over als een erg vriendelijke en verlegen jongen. Hij sprak weinig dat weekend, alsof hij nog niet helemaal zichzelf durfde te zijn. Dat juist hij dingen te vertellen had die we allemaal moesten horen, werd glashelder door de verhalen waarmee hij in de finale stond.  

 

Wat doe je als je niet kunt slapen? Marjolein Visser leest kinder-boeken en kijkt naar de plaatjes

Lees meer

In de jaren daarna volgde ik zijn gedichten en verhalen voor kinderen. Ik lachte hardop bij de dichtbundel Ik denk dat ik ontvoerd ben, was ontroerd door het prentenboek over rouw getiteld Ik mis Milo, voelde vertedering bij de liefde tussen De boer en de dierenarts en sloeg met een diepe zucht het prentenboek Het lammetje dat een varken is dicht.  

 

Pim was de jongste persoon ooit die een Zilveren Griffel won. Ook is hij in het archief van het Literatuurmuseum een van de jongste schrijvers vindbaar. Op het moment dat ik dit schrijf is hij dertig jaar oud. 

 

Nu vraag ik mij af: wat is nou eigenlijk Pim Lammers’ geheim? Kwam zijn talent al op jonge leeftijd tot uiting, bijvoorbeeld? Wat is zijn werkwijze? En is er een terugkerend thema te ontdekken in zijn werk? Om dit te onderzoeken duik ik in zijn kleine archief in het Literatuurmuseum, bestaand uit een mapje met veel eerste en tweede versies. Urenlang mag ik bladeren; turen naar handgeschreven woordjes in kantlijnen.  

 

 

Ik begin daar waar Pim ooit zélf begon: bij zijn allereerste verhaal ooit. Een verhaal van toen hij zelf nog kind was. ‘Ridder PervaPim en juf Tamartje’, heet het. Het verhaal beslaat een paar A4’tjes met allerlei elementen die getuigen van het feit dat hier een wel heel erg jonge schrijver aan het woord is: veelvuldig gebruik van uitroeptekens, ingevoegde tekeningen en woorden in boogjes opgemaakt (als waren de woorden zelf illustraties). Pim schreef dit opstel toen hij negen jaar oud was en les kreeg van juf Tamara, een stagiaire. De klas had met haar een sprookjesverhaal gelezen over een ridder met de indrukwekkende naam Ridder Pervical en daar hoorde een schrijfopdracht bij: ‘Schrijf het volgende avontuur van Ridder Pervical’. In plaats van dat te doen, verzon Pim een geheel eigen sprookje met zichzelf in de hoofdrol.

 

De prikkelende, vernuftige zinnen die het werk van Lammers zo kenmerken zijn in dit jonge opstel al te vinden

 

Veel van Pims klasgenoten schreven een verhaal van slechts een paar zinnen, maar in Pim werd op dat moment een schrijver wakker: hij pende zijn halve schrift vol. ‘Ik ontdekte door dit sprookje hoe ongelooflijk leuk schrijven is,’ zegt Pim erover. Hoewel hij erg jong was toen hij dit verhaal schreef, vallen toch al verschillende kenmerken van Pims talent op.

 

De toon is bijvoorbeeld erg warm (zo is het verhaal opgedragen aan juf Tamara, ‘de allerliefste hulpjuf ooit’). Ook bevat het verhaal veel humor en fantasie. Er is bijvoorbeeld een grote rol voor een draak die van poffertjes houdt, maar ook voor zingende dwergen en een vogelgenootschap. Tot slot zijn ook de prikkelende, vernuftige zinnen die het werk van Lammers zo kenmerken in dit jonge opstel al te vinden. Zinnen als: ‘Toen hij zag wat het was, schrok hij zich bijna dood.’  

 

Het lammetje dat een varken is, eerste versie uit 2015 

 

Na het opstel lees ik verschillende handgeschreven velletjes. Ik vind meerdere versies van een werk waarmee hij later internationaal bekend zou worden. Dit bekroonde verhaal ligt nu heel tastbaar voor me: op lijntjespapier, in een speels aan-elkaar-handschrift met veel doorgekraste woorden. Het gaat om de kladversies van het prentenboek Het lammetje dat een varken is (2017), waarin de jonge lezer kennismaakt met onderwerpen als identiteit en gender (het lammetje is eigenlijk een varken en wordt daarom door een dierenarts ook uiterlijk tot een varken gemaakt), zonder dat dit thema geproblematiseerd wordt.  

 

Een interessant kenmerk van alle eerste versies van verhalen die later prentenboeken zouden worden (zo heb ik ook de eerste versies van De boer en de dierenarts (2018) en Ik mis Milo (2022) in mijn handen) is dat ze handgeschreven zijn. Ik zie doorhalingen, tips in de kantlijn en schuin geschreven zinnen op lijntjespapier, alsof de inmiddels jongvolwassen schrijver Pim alweer een opstelopdracht vervult. Ik vraag hem waarom alle teksten in het archief met de hand geschreven zijn. Hij vertelt me: ‘Ik schrijf de eerste versie altijd met pen op papier. Soms, vooral met kortere teksten, zoals prentenboeken en gedichten, doe ik dat ook voor de tweede en derde versie. Waarschijnlijk zit het tussen mijn oren, maar ik heb het idee dat wanneer ik pen en papier gebruik, ik sneller bij nieuwe ideeën of zinnen kom. Ik heb het wel eens geprobeerd, maar een eerste versie schrijven op een laptop voelt heel onnatuurlijk.’ 

 

De boer en de dierenarts, eerste versie uit 2016

 

Al deze eerste versies in Lammers’ archief laten zien hoe bepaalde buitenliteraire thema’s vorm krijgen. Het doornemen van zijn stukken roept bij mij gevoelens op van jezelf (mogen) zijn en thuiskomen. Dit komt waarschijnlijk deels door de intimiteit die het doorbladeren van fysiek geschreven manuscripten oplevert: ik voel de authentieke geest van de schrijver in de doorgekraste woorden en in tips in de kantlijn (zoals ‘geen verkleinwoorden!’. De gevoelens van de jonge lezer – zo herinnert Pim zichzelf tijdens het schrijven – dienen niet gebagatelliseerd te worden). Het is alsof ik over de schouder van de makende Pim meekijk.

 

Tegelijkertijd vermoed ik dat mijn leesgevoel ook bewerkstelligd wordt door de thema’s die op de blaadjes met potlood en pen worden uitgewerkt: rouw, troost, acceptatie en verliefd worden (al dan niet op iemand van hetzelfde geslacht). Hier, lezend in het archief, ervaar ik sterk: word lekker verliefd op wie je maar wilt, ik troost je, je bent niet gek, ik snap hoe je je voelt, je mag jezelf zijn. De beeldende schrijfstijl draagt ook bij aan het ‘thuiskom-gevoel’. Zo is er op een van de velletjes klein geschreven: ‘Het is net alsof mijn buik zijn kleine teen heeft gestoten tegen de tafelpoot. Alsof mijn hart is uitgegleden op de gladde tegels in het zwembad’ (een tekst die uiteindelijk zou verschijnen in Ik mis Milo).  

 

‘De fijnste leeservaringen uit mijn jeugd waren de momenten dat ik mezelf herkende in een verhaal en wist: ik ben niet de enige’

 

Is Pim zelf bij het maken van deze teksten bezig met dat ‘thuiskom-gevoel’ voor zijn lezers? Hij vertelt: ‘Jazeker. De fijnste leeservaringen uit mijn jeugd waren de momenten dat ik mezelf herkende in een verhaal en wist: ik ben niet de enige, er zijn meer kinderen zoals ik. Dat gevoel is zo belangrijk. Het helpt bij de vorming van identiteit, bij het begrijpen en accepteren van bepaalde gevoelens. En dat gun ik ieder kind: een thuis vinden in een verhaal. Zeker in deze tijd, waarin mensen steeds meer afkeer lijken te hebben van alles wat afwijkt van de norm, is het belangrijk om aan kinderen en jongeren te laten zien dat ze altijd zichzelf mogen zijn. Eigenlijk elke minuut dat ik schrijf, hou ik dit in mijn achterhoofd.’  

 

‘Jezelf mogen zijn’ en ‘thuiskomen’: rode draden dus door Lammers’ werk. Ik voelde het al een beetje door zijn boeken te lezen en met hem te spreken, maar door zijn manuscripten te bekijken begrijp ik nog beter hoe bewust hij deze thema’s in zijn verhalen verwerkt. Misschien wel het meest tekenende voorbeeld is dit: op een van de velletjes van de eerste versie van Het lammetje dat een varken is staat het volgende geschreven:  

 

‘Ik ben niet gek,’ zei riep het schaapje terug, ‘ik ben een varkentje!’

 

Belangrijke, moedige uitspraken, zo stelde de schrijver al schrijvend vast, dienen niet gezegd maar vol zelfvertrouwen uitgeroepen te worden.