De titel. Hij pakt je of hij pakt je niet. Trekt je in de analoge dan wel digitale boekhandel naar dat ene omslag waarop ie in matte of glanzende, schreeuwende of stille, strakke of sierlijke letters prijkt. We worden met de dag meer eerste-indrukmensen: een goede titel is een goed boek, een slechte titel is bij voorbaat een misser. Maar wat bepaalt of een titel de kassa’s zal doen rinkelen? Waarvan worden de kopersharten warm?
Met die vraag worstelde Ronald Giphart toen hij begin jaren negentig een lijst met mogelijke titels voor zijn romans en verhalen samenstelde. Zeven kantjes werden het, 151 potentiële titels in totaal. We weten niet in welke fase van het schrijfproces hij zijn ideeën neerpende: wel kunnen we vermoeden dat ze niet allemaal met dezelfde serieuze bedoeling op het papier belandden. Het steeds kriebeliger wordende handschrift en de gelijkblijvende kleur van de inkt zouden erop kunnen wijzen dat hij alles in één enkele sessie uit zijn gedachten schreef.