Mino doet open met een grote lach. ‘Wat fijn dat je er bent,’ zegt ze. Achter haar, halverwege de trap, verschijnt een schim die daar in het halfdonker blijft staan terwijl Mino en ik praten over de bloemen die ik meebracht (‘ik weet niet of dit jullie smaak is’, ‘ik heb hier een mooie vaas voor’). Pas als ik doorloop, komt Thé Tjong-Khing langzaam naar beneden. ‘Ik ben verlegen, het is een grote handicap,’ zal hij later dit gesprek zeggen.
Het huis van Thé Tjong-Khing (91 jaar) en zijn echtgenoot Mino Wortel (85 jaar) is oud en sfeervol. Het hangt en staat vol indrukwekkende kunst (collages, wandkleden en dieren van keramiek) van Mino, die zij veelal baseerde op de verre reizen die zij maakte. Of zij die reizen met haar partner maakte, vraag ik terwijl ik mijn jas uitdoe. ‘Dat niet,’ vertelt ze. Khing staat in de hoek van de kamer en zegt zacht: ‘Ik reis in mijn hoofd.’ En na een tijdje: ‘Ik heb niet eens een rijbewijs.’
Midden in de kamer staat een enorme houten boekenkast. Tijdens ons gesprek, op fijne stoelen in de hoek bij hoge ramen die uitkijken op koud en nat Haarlem, zal Khing meerdere keren naar de boekenkast lopen om iets over een specifieke illustratie of boek uit te leggen. Elk boek weet hij precies te staan. Hij maakte er vijfhonderd of zeshonderd, of iets meer of iets minder. Hij heeft het nooit bijgehouden en het kan hem ook niet schelen. En of het nou twee of drie Gouden Penselen waren en welke andere prijzen hij ook alweer precies won, weet hij ook niet. ‘Liever tekenen dan tellen,’ zegt hij erover.
Is het de gezelligheid, de grote gastvrijheid van het echtpaar, hun interesse? In ieder geval is dit een artikel met voornamen. In het geval van Thé Tjong-Khing, is dat Khing. En van zijn vrouw en belangrijkste redacteur: Mino. Zij haakt ook soms aan bij dit gesprek. NB door het grote respect, fanschap en leeftijdsverschil vousvoyeer ik wel.