‘Wat is er dat ons bindt?’ Een Midzomernachtsdroom van Sonja Prins in Ravensbrück

In het concentratiekamp Ravensbrück schreef Sonja Prins een Duitstalige bewerking van A Midsummer Night’s Dream. ‘Bij het licht van een oliepitje’ en met ‘stompjes potlood’ creëerde zij een toneelstuk waarmee de spanningen tussen de gevangenen in het kamp overbrugd werden.

 

In het Literatuurmuseum ligt een omslag dat gemaakt is van een jutezak. Er zijn allerlei Duitstalige kreten op geborduurd – ‘Nach hause will ich gehen!’, ‘Lass alle Menschen glücklig sein!’ – en dwars over de voorkant is ‘MITSOMMERNACHT’ te lezen. De jutezak beschermt iets bijzonders: een handgeschreven, machtskritisch toneelstuk dat in 1943 is opgevoerd in Comthurey, een van de buitenkampen van concentratiekamp Ravensbrück.  

 

Het toneelstuk is een Duitstalige bewerking van Shakespeare’s A Midsummer Night’s Dream en is geschreven door de Nederlandse dichteres Sonja Prins (1912-2009). Zij was al sinds haar achttiende lid van de Communistische Partij en bracht tijdens de Tweede Wereldoorlog de illegale verzetskrant De Vonk rond. In november 1942 werd ze opgepakt en als politiek gevangene gedeporteerd naar vrouwenkamp Ravensbrück, waar ze dag na dag zware arbeid moest verrichten. In Dwangarbeid en verzet in Mecklenburg ’44 (1982), een gefictionaliseerd verslag van haar kampervaringen, beschrijft Prins hoe ze het toneelstuk ‘bij het licht van een oliepitje’ heeft geschreven. Haar medegevangenen hielpen haar aan materiaal: ‘met stompjes potlood, met stukken pakpapier om op te schrijven en afgescheurde kranten, die zij anders in hun natte schoenen legden’.  

 

 

 

Een toneelstuk opvoeren in een concentratiekamp – deze gebeurtenis is niet uniek: het is bekend dat ook in kamp Westerbork culturele activiteiten plaatsvonden en in Theresienstadt werd onder meer een jeugdopera door Joodse kinderen opgevoerd. Maar de Mitsommernachtstraum van Ravensbrück ontstond volledig op initiatief van de gevangenen, en had voor Prins een bijzonder doel: het overbruggen van de interne spanningen in het kamp.  

 

Er bestond een tweedeling tussen de grootste groepen gevangenen: er waren de voornamelijk ongeschoolde, ‘apolitieke’ Poolse vrouwen van het platteland, en dan waren er de grotendeels politiek geëngageerde, hoger opgeleide Nederlandse vrouwen uit de grote steden. De taalbarrière, de politieke, nationale en religieuze verschillen – ze werden tot Prins’ teleurstelling niet overbrugd door een gezamenlijk lijden. Als communist streefde ze altijd naar een klassen-overstijgende solidariteit – ze hoopte dat een gezamenlijk opgevoerd toneelstuk hen dichter bij dat ideaal zou brengen.  

 

Hoe kwam ze dan bij Shakespeare? Prins had een internationale educatie genoten: met haar vader Apie Prins, schrijver, vertaler en ‘de laatste bohemien van Nederland’, en haar moeder Ina Willekes Macdonald, vertaler en oprichter van de eerste Nederlandse montessorischolen, reisde ze door Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten, waar ze het werk van Shakespeare goed leerde kennen. Het was bovendien een naam die geen argwaan zou wekken: door de nazi’s werd hij als belangrijk onderdeel van de Duitse (en dus niet de Engelse) cultuur gezien. Zij herinterpreteerden Shakespeare voor propagandadoeleinden: zijn werk zou Germaanse raciale waarden uitdrukken.  

 

Sonja Prins’ Mitsommernachtstraum

 

Prins koos voor Een Midzomernachtsdroom, een toneelstuk dat ze goed kende. Het was als komedie bij uitstek geschikt voor een vermakelijke avond, en daarmee was het wellicht makkelijker om de bewaking te overtuigen van haar plannen. Dat lukte: tot haar grote verbazing werd er zelfs geen letter uit haar bewerking geschrapt. ‘Hoe zou men ook van de bewaaksters kunnen verwachten dat zij de Midzomernachtsdroom van Shakespeare op eigen gelegenheid gingen veranderen?’ verklaart Prins dit achteraf.  

 

Daar had Prins geluk mee, want wie het toneelstuk aandachtiger bestudeert, stelt Shakespearekenner Ton Hoenselaars, merkt al snel op dat een aantal personages ernstige problemen hebben met het gezag. Het personage Hermia moet van haar vader tegen haar wil met iemand trouwen van wie ze niet houdt; als ze niet gehoorzaamt, kan ze de doodstraf krijgen. De komedie wordt zo al snel een sprookje over tirannieke mannen en kwetsbare individuen die de tirannie ontvluchten. Prins’ versie volgt de vele plotlijnen van Shakespeares toneelstuk globaal, de tekst is van haarzelf. Ze veranderde kleine dingen: namen, onbelangrijke gebeurtenissen, maar de personages blijven vergelijkbaar. Het bekende personage Nick Button, Karl in de versie van Prins, dat wegens stroperij wordt betoverd en een ezelskop krijgt, staat symbool voor de SS’ers – het prototype van de brutale, wilde, domme mens. Zo sloop een antifascistische dimensie het stuk binnen.  

 

‘Later, dachten zij, als we weer terug zijn – áls wij ooit teruggaan – zullen we toch nog iets goeds hebben om aan te denken’

 

Elke avond, nadat hun dwangarbeid was volbracht, oefende een groepje van zo’n twintig Poolse en Nederlandse vrouwen zonder toneelervaring hun teksten en dansen, op de wijs van hun zelfgemaakte liedjes. Tot hun verbazing kregen de actrices van de huishoudster van een SS’er ook nog eens oude lappen, karton en stijfsels voor de kostuums. Dat dit allemaal zo gemakkelijk ging was merkwaardig, maar ze stonden er niet lang bij stil, schrijft Prins. De taak van de politieke gevangenen was tenslotte ‘de moed en het uithoudingsvermogen van henzelf en de anderen versterken. Hoe zij dit deden hing van hen af en niet van de SS.’ 

 

Op 25 december 1943, de enige vrije dag van het jaar voor de gevangenen, was het zover: het toneelstuk werd opgevoerd. Er kwamen allerlei SS-officieren uit de omgeving op af, zelfs een delegatie uit Berlijn. Ook de medegevangenen mochten komen kijken, al moesten ze wel blijven staan. Die avond schijnt vooral de actrice die Puck speelde, de verzetsstrijder Coba Veltman, nogal wat teksten geïmproviseerd te hebben die de censuur wellicht niet hadden doorstaan. Prins beschrijft hoe ze richting het SS-publiek begon te schreeuwen: ‘Alleen verdeeldheid houdt hen eronder. Als zij het eens worden dan zul je eens zien!’ In Veltmans eigen memoires schrijft ze dat ze met opgeheven vinger ‘maar we zullen ons wreken, later, later, later’ heeft gezegd, waarna ze direct het podium afsnelde.  

 

Een pagina uit Sonja Prins’ Mitsommernachtstraum

 

Lang niet overal was de politieke dimensie van het toneelstuk zo expliciet aanwezig; veel vaker was die er subtiel in verweven. Het motief van de droom, dat al terugkomt in de titel, werd in deze context een utopisch ideaal, de belofte van een betere, rechtvaardigere wereld. Zo liet Prins de koning zeggen: ‘Ik ben ervan overtuigd dat het goede in de mens in zijn slaap naar boven komt’. Het toneelstuk eindigt hoopvol, met een koor dat ‘de nieuwe tijd’ aankondigt. De SS’ers zullen misschien gedacht hebben dat hier een Arische wereldorde werd bedoeld, maar Prins en haar medegevangenen wisten wel beter.  

 

Tot ieders grote verbazing en opluchting stonden alle SS’ers na afloop zwijgend op en gingen ze meteen weg; niemand werd bestraft. Volgens Prins schiepen de opvoering en het gezamenlijke werk dat eraan voorafging een verbondenheid die de maanden erna nog doorwerkte. Zo schrijft ze: ‘Later, dachten zij, als we weer terug zijn – áls wij ooit teruggaan – zullen we toch nog iets goeds hebben om aan te denken. Het is niet waar dat de tijd stilstaat. Je maakt hem zelf – de tijd; als je je maar niet afsluit, als je maar niet vergeet waarom je hier bent’.  

 

Het onderlinge meegevoel, die onwaarschijnlijke solidariteit in Ravensbrück, zou haar leven lang een thema blijven in Prins’ poëzie. Zoals in dit gedicht uit 1978: 

 

Vrouwen van Ravensbrück  

 

wat is er dat ons bindt? 

niet leuzen als van Churchill: 

bloed en tranen –  

wèl verbetenheid 

 

het werk – 

in paren of in rijen –  

het vertrouwen op elkaar 

en in die andere vrouwen 

met een andere achtergrond 

en taal 

 

(zoveel gezichten – 

Polen, Belgen, Fransen 

Joegoslaven – 

partizanen) 

 

wat is er dat ons bindt? 

het is: 

’t hele panorama 

van arbeid, dood, vernietiging 

en levenslust 

 

vooral de blijdschap 

die er dikwijls was 

de trots en het besef 

van eigen kracht 

 

door dat zijn wij getekend 

met triomfen en verbeelding 

niet in begrensd gebied 

niet als einde 

maar beginpunt 

Dat deze vrouwen dit hebben gepresteerd, ‘tegenover een meedogenloze onderdrukking een tegenkracht hebben gesteld’, was volgens Prins de belangrijkste les van Ravensbrück.  

 

Sonja Prins