Wie bij Jan Cremer zegt: dat kán niet waar zijn, doet dat op eigen risico

Hoofdstukken vol avontuurlijke reizen, snelle motoren en mooie vrouwen. De verhalen uit het boek Ik Jan Cremer zijn zo sterk, dat je ze met een flinke korrel zout moet nemen. Toch? 

 

Jan Cremer overleed net toen de zomer van 2024 een beetje op gang leek te komen. Hij was een van de meest energieke schrijvers die de Nederlandse literatuur rijk is, een dubbeltalent bovendien; ook als schilder was hij serieus te nemen. Cremer was bij uitstek iemand die zijn eigen mythologie wist vorm te geven. En het valt lang niet altijd mee om daaruit de werkelijkheid te filteren.  

 

Jan Cremer is zo’n schrijver die zo fraai en bloemrijk kan vertellen dat je geneigd bent zijn verhalen onmiddellijk met een korrel zout te nemen. Zo vertelt hij graag dat zijn debuut, Ik Jan Cremer (1964), tot stand kwam op Ibiza, geschreven op een hotelkamer, op meerdere gehuurde schrijfmachines. Later, wanneer het boek in Nederland een groot succes is geworden, moet de wereld veroverd worden. Zoals dat was in Nederland in de jaren zestig van de vorige eeuw: de wereld begint in Amerika. Dus gaat Cremer naar Amerika, en waar gaat hij wonen?  

 

Natuurlijk, in New York, in het Chelsea Hotel waar ook Jack Kerouac, Dylan Thomas, Arthur Miller en talrijke andere beroemde schrijvers en kunstenaars domicilie hadden. Vanzelfsprekend krijgt hij ook een Amerikaanse vriendin, en dat is natuurlijk een beroemde actrice: Jayne Mansfield vraagt hem in Hollywood te komen wonen en hij mag niet van haar zijde wijken. Wanneer ze op tournee gaat in enkele Zuid-Amerikaanse landen om haar films te promoten, moet Cremer mee als bodyguard. 

 

Prachtige verhalen van de man die alles over zijn leven prijsgaf in de trilogie Ik Jan Cremer. Dat is in feite één grote, geestige schelmenroman waarin de werkelijkheid vaak tot in het absurde wordt uitvergroot maar waarvan de basis autobiografisch is. Het eerste boek was een schandaalboek, met op het omslag van de eerste druk al de voorgedrukte bewering dat het boek ‘een onverbiddelijke bestseller’ was, terwijl er dus op dat moment nog geen exemplaar van was verkocht. Die bewering werd binnen de kortste keren overigens bewaarheid, zoals in een eerder artikel op deze site wordt beschreven. Bluf, marketing, reclame en een zucht naar schandalen; dat was het recept voor Cremers succes. Dus hoe serieus kun je zijn beweringen eigenlijk nemen?

 

Eerste druk van Ik Jan Cremer

 

Mijn verrassing was dan ook groot toen ik het typoscript van Ik Jan Cremer in handen kreeg. Dat bestond niet uit één pak papier, maar uit verschillende stapels, zichtbaar allemaal op een andere schrijfmachine geschreven. Dat hij in die tijd op Ibiza verbleef was al zeker, daarvan had ik de foto’s gezien. Maar die meerdere typemachines, dat had ik altijd een mooie vondst gevonden, een stukje romantiserende mythologie over een schrijver die zo vrij en onafhankelijk was dat hij geeneens een eigen typemachine had. Niets daarvan, ik had het bewijs in handen: het was de waarheid. 

Na het succes van dat boek gaat Cremer naar Amerika. En een echte schrijver woont in het Chelsea Hotel, dus hij ook. Een sterk verhaal? In een map met persoonlijke documenten in het Cremer-archief van het Literatuurmuseum zit het lidmaatschapskaartje van het Authors Guild. Het adres? Jawel: het Chelsea Hotel. 

 

Lidmaatschapskaart van Jan Cremer

 

Dan de relatie met Hollywoodster Jayne Mansfield: Cremer kon er met bravoure over vertellen, maar ze gingen in die periode wel degelijk met elkaar om. In het museum bevindt zich bijvoorbeeld het exemplaar van I Jan Cremer, de Engelse vertaling van zijn boek, waaraan ze een prachtige handgeschreven blurb bijdroeg. In de verhalen van Cremer een leuke vrouw met wie hij ontzettend kon lachen, met veel meer inhoud dan de ‘domme blondjes’ die ze op het filmdoek vertolkte. En dat Mansfield op haar filmpromoties in Zuid-Amerika Cremer meevroeg, te mooi om waar te zijn? Nee hoor, Cremer staat pontificaal aan haar zijde op een foto in een Colombiaanse krant.  

 

Jan Cremer en Jayne Mansfield in Zuid-Amerika

 

In zijn adresboekje staan haar naam en adres, doorgestreept, want Mansfield overleed in 1967 na een auto-ongeluk. In dat boekje zien we ook de gegevens van Andy Warhol en Marlon Brando.  

Wat er in die Amerikaanse periode precies is gebeurd, valt natuurlijk niet te achterhalen. In de woorden van Hans Sleutelaar, die in die tijd als zijn redacteur optrad: ‘Bravoure is nooit zijn zwakke punt geweest.’ Maar wie bij Jan Cremer zegt: dat kán niet waar zijn, doet dat op eigen risico. 

 

Is dat misschien de reden dat zoveel beschouwingen na zijn overlijden precies het beeld van Cremers vroege schrijverschap reproduceren dat hij zelf had gecultiveerd? Cremer liet het graag voorkomen alsof hij met de wereld van kunst en letteren niets te maken wilde hebben. ‘Rembrandt? Ik hou niet van sport’: dat soort grappen, en dat voor iemand die als schilder was begonnen. 

 

Dat de volgorde van de hoofdstukken van Ik Jan Cremer niet helemaal chronologisch was, komt doordat hij te arm was om genoeg paperclips te kunnen gebruiken, vertelt hij in 1981 aan Jef van Gool in de Lezerskrant. ‘De onnozelaar uithangen en dan kijken hoe anderen reageren,’ zoals Kees ’t Hart het omschrijft in De Groene Amsterdammer. Dat was het beeld dat hij wilde creëren, en aan het marketingmateriaal in het Literatuurmuseum is te zien hoe zorgvuldig hij dat had gedaan. 

Met succes, blijkt wanneer Sebastiaan Kort in NRC Handelsblad Cremers stijl als volgt omschrijft: ‘Niks omslachtigheid, weg met de fijnzinnige stijlbloemen waarmee sommigen ‘de’ literatuur in die vroege jaren zestig nog associeerden.’ In de Volkskrant staat iets vergelijkbaars: ‘Geen mooischrijverij, maar taal van de straat,’ aldus Onno Blom. En vervolgens wordt in beide kranten het begin van Ik Jan Cremer geciteerd:  

 

Ik werd geboren aan de vooravond van de tweede wereldoorlog. Die nacht mistte het. Er woei een gure wind, de straten waren leeg en Mamuszka haastte zich naar het ziekenhuis, onder haar arm een bundeltje inderhaast bij elkaar geraapte kleren.

 

Helemaal geen taal van de straat dus, maar een poëtische passage met hoofdrollen voor de ‘o’- en de ‘a’-klank. Een filmisch beeld ook van een vrouw die door mistige, donkere straten loopt. En helemaal in de traditie van de romantische biografie, waarbij het weer iets zegt over de hoofdpersoon. En natuurlijk trokken de seks en het geweld de aandacht van de Nederlandse lezer, maar Ik Jan Cremer laat zich beter lezen als romantische bildungsroman. Nogmaals Kees ’t Hart: ‘Jan Cremer die niet las? Laat je nakijken.’ 

 

Enkele jaren geleden verwierf het Literatuurmuseum ook het typoscript van Ik Jan Cremer. Tweede Boek. Het lijkt de opvolger van Ik Jan Cremer, maar het is een heel ander soort boek. De romantiek en heroïek uit het debuut ontbreken grotendeels: dit leest als één grote knipoog. Erg grappig en ook erg plat. Alsof hij met dit ‘Tweede Boek’ de roman heeft willen schrijven die lijkt op de karikatuur die in de pers van het eerste deel was gemaakt. Aan het slot kijkt hij terug op het schrijven van zijn debuut, waarmee het ook een commentaar wordt op het eerste boek. Cremer speelt het spel virtuoos en met volle inzet. 

 

Kees ’t Hart: ‘Jan Cremer die niet las? Laat je nakijken’

 

Het typoscript van het tweede boek ademt ook een heel andere sfeer. Het heeft niets geïmproviseerds. Om te beginnen: dit is duidelijk op een en dezelfde typemachine geschreven. Met potlood schrijft hij op het tweede blad dat het vertaald zou zijn ‘uit het Engels en uit Amerika geïmporteerd door Hans Sleutelaar’. Cremer heeft een speciaal stempel gemaakt dat hij op elke pagina heeft gezet. Met het oog op de internationale markt staat er in het Engels: ‘I Jan Cremer 2 Original Manuscript Page …’ En op elke pagina vulde hij met de hand het paginanummer in. Voor de zekerheid werd ook elke pagina gesigneerd; aanvankelijk had hij met het idee gespeeld al die pagina’s als een soort aandelen te verkopen, maar – zo vertelde hij bij de overdracht van het pak papier – hij was zich bewust van zijn status, en van de toekomstige archiefwaarde van een Cremer-typoscript.  

 

 

Hoewel… van 13 pagina’s zit niet het origineel maar een doorslag in de map. Dat is keurig aangegeven, op die pagina’s staat geschreven ‘pagina 4 t/m 16 origineel vernietigd. J.C.’. Vernietigd, of toch verkocht? Eventuele originelen van de ontbrekende pagina’s zijn nog nooit ergens opgedoken. In dit geval lijkt het verstandig Jan Cremer gewoon maar weer op zijn woord te geloven. Want in het geschreven woord was Jan Cremer zijn leven lang de baas.

Jan Cremer op Cape Cod, Massachusetts, 1968