Hoe veelzijdig Anna Enquist is blijkt ook uit de bundel De sprong (2003), die vijf monologen bevat. De eerste, Alma getiteld, schreef ze in opdracht van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Alma werd op 19 september 2002 in het kader van het Gergiev Festival gespeeld door de Vlaamse actrice Fania Sorel. Daarop volgde een uitvoering van de Zesde Symfonie van Gustav Mahler.
Alma behoort niet tot de bekende teksten van Enquist. Ten onrechte, want in nog geen veertig pagina’s roept zij op een zeer beeldende manier een fase op uit het leven van Alma Mahler. Alma, geboren Schindler (1879-1964), was in het Wenen van de laatnegentiende en vroegtwintigste eeuw een aandacht trekkende schoonheid. Ze had kortstondige verhoudingen met de schilder Gustav Klimt, de theaterdirecteur Max Burckhard en de componist Alexander von Zemlinsky. Hij was het die haar in contact bracht met de negentien jaar oudere, vaak gekwelde componist Gustav Mahler. Zij trouwden in 1902 in de barokke Karlskirche in Wenen. Enerzijds bewonderde Alma haar man, anderzijds hekelde zij het feit dat hij haar behandelde als ‘vrouw van’ en amper aandacht had voor haar muzikale aspiraties. Later verbood hij haar zelf ook te componeren. Niettemin liet zij meer dan honderd liederen na, instrumentale composities en een onvoltooide opera. Nog tijdens Mahlers leven kreeg ze een verhouding met architect Walter Gropius. Na de dood van Mahler in 1911, trouwde ze met Gropius in 1925. De geschiedenis herhaalde zich. Tijdens het huwelijk had ze een affaire met de schilder Oskar Kokoschka. Nadat ze van Gropius was gescheiden huwde ze nog een keer met de schrijver Franz Werfel.
Al deze feiten komen niet aan bod in de novelle van Enquist. Wel portretteert zij haar als een gloedvolle, hartstochtelijke vrouw, die zich door haar dominante man ingeperkt voelt. Zij heeft een verfijnd gevoel voor schoonheid, hij is plomp in zijn manieren, bevuilt zijn kleren en is, zeker als hij aan het componeren is, afwezig in gedachten.
Het mislukken van het huwelijk wordt door Enquist aangestipt en niet uitgewerkt. (Men vermoedt overigens dat Mahler de slechte staat van zijn huwelijk heeft besproken met Sigmund Freud.) Het perspectief van de novelle ligt bij Alma, die de dagelijkse realiteit met Mahler moet doorstaan maar droomt over haar minnaar Zemlinsky, die haar nota bene aan haar man heeft gekoppeld. Kort na haar huwelijk bevalt ze van een dochter: ‘hoe ze het kind uit mij losscheurden en alles wat in de weg zat achteloos vernielden’. In tegenstelling tot haar echtgenoot voelt Alma geen liefde voor haar kind. Razend wordt ze als ze Mahlers Kindertotenlieder ontdekt: ‘Als je kinderen gezond zijn moet je niet over hun dood schrijven. (..) Je roep het noodlot over je af.’ Tijdens haar tweede zwangerschap moet ze op doktersadvies langdurig rusten. Dan grijpt ze haar kans: ik schreef ‘koortsachtig een kort lied waar alles in staat. Precies zoals het was. Een chromatisch stijgende melodie, eerst aarzelend, maar allengs dringender naar een climax toe. Dan een zucht van verzadiging. Het stond binnen een kwartier op papier.’
De geboorte van de tweede dochter verloopt veel gemakkelijker. Het is duidelijk: Maria Anna, die maar vijf jaar zou leven, is een vaderskind en Anna behoort Alma toe. Mahler is verrukt van het moederschap van zijn vrouw en schrijft om haar te eren zijn zesde symfonie. Enquist beschrijft dat zo, in deze muzikale bewoordingen:
Het andante met het bezadigde moederthema staat in Es. Geen toonsoort die verderaf staat van de A, de grondtoon van de andere delen. Hij stopt zoveel dramatiek en wanhoop in deze symfonie dat hij klassieke kaders nodig heeft om de boel bijeen te houden. A-groot, a-klein, open en briljant, omfloerst en onheilspellend. Toonsoorten die bij mij passen. Maar Es? Kan hij aanvoelen dat mijn moederschap losstaat van mij? Misschien heeft hij beter naar mij gekeken dan ik denk. Welnee, wat een onzin. Hij tilt het andante hoog boven het gewone leven uit door zijn toonsoortkeuze. Hij is zo’n idealistische moedervereerder. Hij houdt van Mariabeelden. Van Maria.
Aan het eind van de novelle ontvangt Alma een brief, waarin Zemlinsky voorstelt samen te vluchten. Ze aarzelt, maar verbrandt dan zijn brief. Heel behendig wisselt Anna Enquist in Alma van toon, van beschrijvend naar hevig emotioneel. De muzikale uitweidingen passen naadloos in het geheel, dat buitengewoon melodieus en indringend is.