Contrapunt
Glenn Gould hield niet van optreden. Het pianoconcert, dat hij als een strijd tussen orkest en klavier beleefde, was hem een gruwel. Over het recital, waarbij hij zich, eenzaam met zijn vleugel op het podium, door het publiek bespied en beoordeeld wist, dacht hij niet veel positiever. Hij voelde zich misschien nog het meest vrij op de orgelbank, verborgen achter het orgelfront en met zijn rug naar het schip van de kerk.
De vrouw had zich met verwondering verdiept in de programma’s van zijn zeldzame pianorecitals. Hindemith, Haydn, Krenek, Schönberg. Verbaasd las ze dat Gould soms alle canons van de Goldbergvariaties achter elkaar speelde, bekroond door het quodlibet. Vreemd dat de eenzelvige, sociaal zo angstige man uit de veelheid van variaties precies die stukken koos die een staalkaart vormden van hoe twee mensen zich tot elkaar konden verhouden. Elkaar imiteren, bijvallen, tegenspreken; een harmonisch of een dissonant standpunt innemen; van elkaar weglopen of met elkaar versmelten, maar altijd in onontkoombare betrokkenheid op elkaar. Misschien heeft hij dat nooit zo gevoeld, dacht de vrouw, misschien heeft de muziek hem juist beschermd tegen dit soort halfzachte inzichten. Het bevrijdende van muziek is toch dat je de knellende, deprimerende woorden kan loslaten om in klanken te gaan denken, in lijnen, in akkoorden. Er hoefde niets geformuleerd of vertaald te worden.
Contrapunt (2008), dat eerder in de Duitse vertaling verscheen dan in het Nederlands, balt het verdriet van de schrijfster om de dood van haar dochter op een meedogenloze manier samen. Het werd unaniem met bewondering besproken, zowel in onze contreien als in het buitenland. Wie vertrouwd is met Bach, met zijn in 1741 voor het eerst in druk verschenen Goldbergvariaties,zal van de roman wellicht nog intenser kunnen genieten, maar noodzakelijk is dat niet.
De roman begint met een Aria, gevolgd door dertig variaties en een afsluitend Aria da capo. Alle variaties (Bach noemde ze ‘veranderingen’) worden voorafgegaan door notenbalken. In de zeventiende variatie gaat Enquist in op de titel van dit boek van smarten, ze gaat daar in op de titel Contrapunt:
Elke zestiende in de ene stem had zijn tegenvoeter in de andere. Punt tegen punt, vrijwel overal. Elke klank is verbonden met een andere klank. Elke stap die je zet, zal je nog een keer zetten. Wat dat betekende? Daarover deed dit stuk geen uitspraak. Het liet alleen maar horen dat het zo was, dat heden en verleden tegen elkaar aangeplakt zaten en op geen enkele manier van elkaar los konden komen. Geen galm, geen toon maar verstrengeling en ademloze beweging. Ze hoefde niets te voelen of te ervaren als ze maar nauwkeurig en beheerst de noten speelde, aantikte, zachtjes, zodat het geluid meteen weer weg was. Ja.
De roman kent twee verhaallijnen die steeds een dialoog aangaan: ‘de vrouw’, ‘de moeder’ studeert de Goldbergvariaties in, ze maakt aantekeningen, oefent, ze denkt na over spierbeheersing en gedachtenbeheersing, ze realiseert zich dat het dertig jaar geleden is dat ze de variaties voor het eerst wilde instuderen en nu doet ze dat opnieuw, maar nu oefent ze die variaties, noteert ze grimmig, ‘als klucht’. De tweede verhaallijn wordt in alle gradaties bepaald door afscheid nemen: afscheid nemen van de dochter. Ze wordt daarbij geflankeerd door ‘de vader’ en ‘de zoon’, maar in hoofdzaak volgt de lezer haar gedachtegang. De variaties zijn verschillend van opzet. Soms lees je eerst fragmenten over het zich eigen maken van de muziek, volgen er overdenkingen over de techniek, de lichaamshouding, fragmenten die vaak nauw aansluiten bij soortgelijke passages in Het geheim. Dan weer mijmert zij over het leven van Bach, de grote componist die zijn eerste vrouw verliest en later een zoon. Schreef hij de Goldbergvariaties vervuld van verdriet, of moet je het uitgangspunt van de sarabande opvatten als een eerbetoon aan zijn eerste vrouw? Die fragmenten over de muziek worden afgewisseld door herinneringen aan de dochter. Niet alleen aan haar muzikale talent (zingen en spelen), maar ook aan momenten uit haar bruisende leven. Enquist volgt hierbij niet de chronologie, maar zoomt in op wat haar binnenvalt op basis van wat zij op dat ogenblik aan het oefenen is. Daarbij speelt altijd afscheid een rol. Het afscheid nemen van het kind in haar buik, de uiterst pijnlijke bevalling, maar ook ander afscheid als de moeder haar zesjarige dochter moet overlaten aan de leidster van een volksdansgroep, of ze haar met een jongen door de stad ziet fietsen. Momenten van geluk, ontroering, van verdriet ook, door Enquist steeds onsentimenteel genoteerd. Het werkt daarbij heel goed dat ze haar personages heeft geanonimiseerd door ze juist geen namen te geven.
De moeder is hard, vaak bits voor zichzelf. Ze moet de dochter loslaten, die moet haar eigen weg door het leven zoeken, maar ze is speelser, uitdagender, anders dan de gedisciplineerde moeder bij wie alles wat ze aanpakt in het leven lukt. Niettemin bewondert zij de levenslust van haar dochter, laaft zich eraan. Het loslaten doet haar pijn, ze is er niet goed in. Ze vergelijkt zich met de vader die tijdens de opvoeding vaak strenger is, duidelijker, en haar later meer met rust laat: ‘het komt wel goed’.
Contrapunt bevat veel kervende scènes. Als de dochter kwaad is, sluit ze zich op in haar kamer en gaat daar zitten roken. De moeder, een kettingrookster, kruipt tegen de deur aan en rookt er eveneens duchtig op los. Gescheiden door een deur, verenigd door de nicotine, zoals ze door veel verenigd worden, vaak symbiotisch. Winkelen, films kijken, praten, musiceren, de moeder is op haar gelukkigst als ze één is met de dochter. Die laat dat toe, maar kan ook bruusk wijzen op haar eigen zelfstandigheid. Op momenten van diep verdriet, liefdeskommer of het overlijden van de moeder van een vriendin, kan de moeder niets doen. Ze is machteloos, ‘kon ik haar maar helpen’, maar ze kan dat niet en is in die machteloosheid diep eenzaam.
Al houdt de schrijfster zich niet aan de chronologie, ze werkt wel naar een climax toe: aan het eind van Contrapunt beheerst ze de Goldbergvariaties.
De moeder herinnert zich het bericht van overlijden van de dochter, de reis vanuit het buitenland naar huis, het zoeken van de zoon die op vakantie is, de begrafenis, ‘het stampvoeten bij het gesloten hek na vieren’. Hier valt ook, heel knap, het verhaal in brokstukken uiteen. Ze schrijft niet, ze noteert. ‘Het kwam erop neer dat alles was stilgevallen. Maar het verraderlijke hart klopte door.’
De partituur was gekrompen. De variaties waren met elkaar verbonden geraakt, versterkten elkaar, spraken elkaar tegen en leverden over en weer commentaar. Door het hele werk heen was de levende hartslag te voelen. Het einde kwam in zicht. Als de dertigste variatie verklonken was, zou ze de aria moeten spelen, zonder herhalingen deze keer, als een terugblik op het allereerste begin. Een samenvatting. Een afsluiting. Een afscheid.
Aan het eind van de roman roept de moeder de dochter. Die moet luisteren, luisteren naar wat de moeder zo noest heeft ingestudeerd. ‘Het simpele lied trekt moeiteloos een stoet herinneringen achter zich aan.’ De moeder velt de warmte van de dochter die achter haar staat. ‘Het is óns lied, zegt ze. De moeder knikt (..)’ Ze nadert het einde om uit te komen op ‘het lege dubbeloctaaf’.
Binnen die leegte bevindt zich alles. Nu speelt ze, nu en altijd speelt die vrouw de aria voor haar dochter.
Contrapunt is in veel opzichten een kernboek van Anna Enquist. Veel komt er in samen. De herinneringen aan de jeugd van de kinderen, het opgroeien en het verlaten van het huis, het zijn die elementen die in veel gedichten zijn uitgewerkt. Daarvoor de bundel De tussentijd (2004) waarin de ‘ik’ na de dood van de dochter is achtergelaten. Herinneringen, maar ook beschrijvingen van de staat van onpeilbaar verdriet, die ook anderen ondergaan die zo getroffen zijn, ze raken haast hun persoonlijkheid kwijt en worden ‘een menigte’. In Contrapunt worden de herinneringen aan ‘de dochter’ reconstructies van een leven. Wie was zij, hoe wilde zij leven, wat waren haar ambities. De rouw is nu verdiept en wordt gekoppeld aan die van de grote componist.
‘De vrouw’, ‘de moeder’ reconstrueert ook haar eigen leven, een leven van discipline, hard werken, studeren. Elementen die zij al had aangestipt in haar beschouwingen en lezingen over muziek en in de roman Het geheim. Een mooi beeld geeft ze in het eerste hoofdstuk van Contrapunt, de Aria: de vrouw heeft een mooi, nieuw potlood in de hand genomen en maakt aantekeningen. Aan het eind van het boek is het potlood gekrompen tot een stompje. In de Aria zet de vrouw uiteen wat het betekent om je de Goldbergvariaties eigen te maken. De techniek, de thema’s, ze is zich ervan bewust dat ze niet alleen het spelen zal moeten oefenen, telkens weer, maar ook zal zij zich moeten overgeven aan herinneringen en gedachten, het gaat immers om het verband tussen twee stemmen: Elke klank is verbonden met een andere klank.’
Contrapunt is de meesterproef van Anna Enquist. Ze brengt haar grote kennis van en over de muziek, gekoppeld aan een belangrijk stuk uit de muziekgeschiedenis, samen met een door de omstandigheden zwaar bepaald heden. Een schrijfster die verstand heeft van gevoel kan dat, op een subtiele maar tevens onontkoombare manier.
Muziek was voor de vrouw, net als voor een heel jong kind, het perfecte vehikel om vorm te geven aan haar binnenwereld.
Colofon
Tekst DAAN CARTENS
Redactie NADINE VAN MAANEN en MARC VAN ZOGGEL
Eindredactie AAFKE VAN HOOF
Met dank voor hun medewerking aan Christa Widlund-Broer en Ivo Janssen.
De muziek in dit verhaal is bij de gedichten ontleend aan Ivo Janssen, 24 préludes Frédéric Chopin, VOID 9904. Chopin schreef deze préludes tussen 1835 en 1839 en droeg ze op aan zijn vriend Camille Pleyel, familie van de beroemde pianobouwer. Hoewel de préludes op zichzelf staan worden ze vaak als één geheel gespeeld.
Het gedicht ‘Concert’ en de prozafragmenten aan het begin van het vierde en vijfde hoofdstuk worden begeleid door fragmenten uit de Goldbergvariaties van Johann Sebastian Bach in de uitvoering van Ivo Janssen, Goldberg Variations VOID 9801. De naam Goldberg is vermoedelijk een verwijzing naar de klavecinist Johann Gottlieb Goldberg, die in dienst was van de Russische gezant in Saksen Graaf Von Keyserlingk.