Over literair succes en vergetelheid
Inleiding

Literair succes en vergetelheid

Volg dit spoor
I

n een map in het Literatuurmuseum ligt een uitgetypt kladbriefje uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Het stelt het literaire landschap van Nederland voor als een museum: ‘Vanmiddag gaan wij met groote stappen van het een naar het ander. Groote zalen slaan wij over – maar ze zíjn er, als wij dat altijd maar goed beseffen. Er is vanmiddag geen tijd om lang bij een bepaalde periode stil te staan, wij moeten “opschieten”, maar ’t is de bedoeling om toch eens te kijken hoe veelzijdig de Nedederlandsche literatuur wel is.’

En als we nog wat beter rondkijken, zo stelt de auteur van dit stukje, ‘ontdekken wij [misschien] wel eens iets dat wij ons geheele verdere leven mee nemen en onthouden wij woorden die ons zoo af en toe in de herinnering komen en die ons dan gelukkig kunnen maken.’

Fré Dommisse over het literaire landschap van Nederland als een museum
Fré Dommisse over het literaire landschap van Nederland als een museum

De tekst is met een profetische blik geschreven door kunsthandelaar en schrijver Fré Dommisse (1900-1971), die ondanks enkele goed ontvangen werken al snel van het literaire toneel verdween. Nu deelt ze het lot van duizenden andere vergeten Nederlandse schrijvers. Hun nalatenschap ligt keurig opgeborgen in het grote depot van het museum, maar de kans dat iemand het zomaar nog eens tegenkomt is gering: zonder aanmoediging of aanleiding gaat niemand ernaar op zoek.

Dit verhaal wil zo’n aanleiding bieden. In een tijd dat we luisteren naar gemarginaliseerde stemmen is het zaak om de literaire canon opnieuw te bekijken, te bevragen en aan te vullen. Misschien ontdekken we iets wat, zoals Dommisse schrijft, ‘wij als ons bezit ons geheele verdere leven mee nemen en onthouden wij woorden die ons zoo af en toe in de herinnering komen en die ons dan gelukkig kunnen maken’.

Als we de canon links laten liggen en kiezen voor de minder begaanbare of haast vergeten zijpaden van de Nederlandstalige literatuur, zien we eens te meer hoe breed, divers en rijk onze literatuurgeschiedenis is.

De mogelijkheden tot zo’n verkenning worden binnenkort flink uitgebreid: dankzij een financiële impuls van het nationale Metamorfoze-programma kan het Literatuurmuseum de komende jaren de archieven van schrijvers uit de periode 1880-1960 digitaliseren. De enorme hoeveelheid archiefmateriaal die bij deze gelegenheid digitaal beschikbaar wordt, biedt ons uitgelezen kansen om niet alleen onze literaire kopstukken te onderzoeken, maar om een breder en levendiger beeld te krijgen van het literaire veld. Ik richt me op vier schrijvers die niet in ons collectief geheugen zijn verankerd, maar wier leven en werk daarom niet minder interessant zijn: het echtpaar Carel Scharten en Margo Scharten-Antink, Til Brugman en Fré Dommisse.

Alle vier zijn tot het eind van hun leven actief geweest in de literaire wereld, maar met wisselend succes. Til Brugman had nauwe banden met de Europese avant-gardistische kunstenaarsscène, waaronder De Stijl-groep, maar kreeg ondanks deze sterke uitgangspositie nooit echt voet aan de grond. De Scharten-Antinks daarentegen waren de eerste bestsellerauteurs in Nederland, maar raakten na de oorlog uit de gratie en zijn nu nagenoeg vergeten. Fré Dommisse, tot slot, begon veelbelovend met een essayistische benadering van haar eigen psychiatrische geschiedenis, maar brak – ondanks of vanwege dit omstreden thema – nooit echt door. Ieder op zijn eigen manier belichten deze auteurs aspecten van het literaire milieu en de kunstwereld, de verspreiding van ideeën, de samenwerking tussen uitgever en schrijver, de (veranderende) tijdgeest.

Met de woorden van Dommisse in het achterhoofd ga ik de archieven in. Op zoek naar de verhalen die het waard zijn om verteld te worden, ondanks het feit dat – of juist omdat – de schrijver in kwestie zich bevindt in de marge van de literaire orde.

De weinige achtergrondinformatie die ik van de auteurs heb roept al tal van vragen op. Maakte Til Brugman echt deel uit van De Stijl en zo ja, waarom wordt ze nergens vermeld? Haar oeuvre is zo divers – klankgedichten, kinderboeken, absurdistische verhalen, novelles en zelfs een historisch onderzoek naar katten – dat ik me moeilijk een voorstelling kan maken van de persoon die achter deze naam schuilgaat. Fré Dommisse, daarentegen, lijkt zich bijna volledig op één onderwerp te hebben gericht: de psychiatrische zorg. Wat zijn haar beweegredenen? Hoe werd zo’n controversieel onderwerp indertijd ontvangen en beoordeeld? En hoe kan een beroemd en succesvol schrijversechtpaar volledig van het toneel verdwijnen? Ik vermoed dat een verkenning van hun archieven slechts tot meer raadsels zal leiden, maar vraag in het Literatuurmuseum het materiaal van en over deze auteurs op.

De mappen waarin de archivalia worden bewaard zijn van zuurvrij papier om te voorkomen dat hun inhoud wordt aangetast. Ze bevatten handschriften, typoscripten, aantekeningen en brieven, geordend op onderwerp of correspondent. Er zijn ook dozen met ongesorteerd materiaal, tot de rand toe gevuld met meer brieven, aantekeningenboekjes, foto’s, ansichtkaarten, uitgeschreven lezingen, aankondigingen van lezingen, Franse en Italiaanse identiteitskaarten…

Vier schrijverslevens, teruggebracht tot onsamenhangende papieren sporen. Waar te beginnen?