Du Perron, geboren in het koloniale West-Java, schrijft in hoofdstuk 8 van zijn roman Het land van herkomst (1935) dat van de straat soms krontjongmuziek de tuin van Gedong Lami, zijn geboortehuis, bereikt. Het huis is het grootste van de omgeving en volgens de schrijver een van de weinige die de naam gedong (= herenverblijf) werkelijk verdient. Marmeren vloeren en trappen, rode lopers, gravures aan de muren, gaslampen, voor- en achtergalerij, pilaren in de achtertuin, ontelbare kamers, geweerkasten, opgezette koppen van tijgers en stieren naast fin-de-sièclefoto’s van amazones, ballerina’s en actrices, de piano, en in de diepte ruist de rivier de Tji Liwung. Niet bepaald het huis van een armlastige familie. Zijn vader is afkomstig uit een oud Frans adellijk geslacht. Zijn moeders familie komt uit Réunion en ergens in de stamboom wordt een Aziatische voorouder getraceerd. Eddy wordt opgevoed door gouvernantes en spreekt Maleis met het ‘inlandse’ personeel. De krontjongmuziek die de tuin soms bereikte, werd volgens hem…
…gemaakt door de oudere broers van de kinderen waar ik niet mee mocht spelen: dit waren de oudere boeaja’s (scharrelaars, deugnieten, letterlijk: krokodillen) van de halfbloed-families waartegen ik gewaarschuwd werd, de Mollerbeeks en de Leerkerks; maar hun muziek vond ook mijn moeder prachtig. Men sprak over hen met een minachtende vriendschappelijkheid: ‘Er heeft vanavond een hondenbruiloft plaats bij de Sersansi’s.’ Zij zelf spraken er met humor over: ‘Waar zijn de jongeluis weer? Zeker weer aan het boyeren!’
De abjecte term ‘hondenbruiloft’, bekend in de koloniale literatuur, slaat op een bruiloft tussen indo’s, ‘halfbloeden’ uit de kampong, paria’s dus in het sociaal gesegregeerde Nederlands-Indië. De term ‘boyeren’ zal wel schertsend ‘de boeaja uithangen’ betekenen.
Erotiek en krontjong zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. De boeaja als Indo-pendant van de casanova wordt bezongen in het bekende krontjonglied Terang Boelan. Du Perron citeert de tekst, die waarschuwend is en braaf vergeleken met de vaak schunnige pantoens die de krontjongers gewoonlijk ten beste gaven: