Er bestaan er veel van, twee namen die in één adem worden genoemd: Lennon en McCartney, Napoleon en Josephine, E. (Edgar, ‘Eddy’ voor vrienden) du Perron en Menno ter Braak.
De vraag is vaak hoe terecht deze gedeelde ademzucht is. Lennon en McCartney schreven veel van hun mooiste liedjes inderdaad samen. Napoleon schreef Josephine mooie liefdesbrieven, maar het leeuwendeel van zijn overwinningen heeft hij te danken aan zijn eigen militaire genie en dat van zijn generaals. Maar wat deden Du Perron en Ter Braak, twee van de grootste literaire namen van het interbellum, nu eigenlijk samen?
Du Perron en ter Braak waren onwaarschijnlijke kompanen. Du Perron werd geboren in Nederlands-Indië en groeide daar op in de welvaart van het koloniale patriciaat. Op zijn tweeëntwintigste verhuisde hij met zijn ouders naar Europa. Het gezin nam zijn intrek in een klein kasteeltje in Gistoux, ten oosten van Brussel. Du Perron reisde naar de Belgische hoofdstad, naar Parijs en naar Nederland. Hij raakte bevriend met Paul van Ostaijen, Carel Willink en André Malraux. Ter Braak kwam uit een heel ander milieu. Hij werd geboren in Eibergen, studeerde geschiedenis in Amsterdam, werd leraar in Rotterdam en later criticus, van literatuur, film (een noviteit) en theater. De twee ontmoetten elkaar eind 1930 en zagen elkaar in het jaar daarna veel – ze schreven elkaar ook veel brieven.