Het bruine monster
In het Bomans-archief in het Literatuurmuseum wordt een aan twee kanten beschreven velletje met de titel ‘Voetbal’ bewaard. Volgens een bijgevoegd afschrift zijn het ‘aforismen’, maar die typering dekt de lading niet; het is een lijstje met voetbaljargon, waarschijnlijk overgenomen uit sportverslagen. We lezen bekende formuleringen als ‘De puntjes gingen mee naar Amsterdam’, ‘Hij kreeg de bal op een presenteerblaadje’, ‘Lat en paal traden herhaalde malen reddend op’ en ‘Hij joeg de bal in de touwen’. Ook klassieke voetbalmetaforen passeren de revue: de bal wordt ‘het bruine monster’ en ‘het leder’ genoemd, een snoeihard schot is ‘een gloeiende kogel’ en een doel waarin nog niet is gescoord heet ‘maagdelijk’.
De aantekeningen kunnen gedateerd worden op basis van een drietal namen dat erin voorkomt: ‘De kleine Wels gaf goed voor, doch W. begreep de bal niet’; ‘Smit nam, als gewoonlijk, de taak van zwerver weer op zich’; ‘Caldenhove, de toovenaar op de vierkante meter’. Drie spelers die in de jaren dertig geregeld voor het Nederlands elftal uitkwamen: Frank Wels (Unitas; 36 interlands, 1931-1938), Kick Smit (Haarlem; 29 interlands, 1934-1940 en 1946) en Bertus Caldenhove (DWS; 25 interlands, 1935-1940).
Wels was een rappe buitenspeler van 1 meter 63, de man van de assist bij de beroemde duikkopbal van Beb Bakhuys in 1934. Een ‘zwerver’, zoals Smit wordt aangeduid, was in die jaren een binnenspeler (het standaardsysteem was 2-3-5, waarbij de vijfmansvoorhoede bestond uit een midvoor, twee binnenspelers en twee buitenspelers) die de vrijheid nam om uit zijn positie te lopen – wat we vandaag de dag een ‘vrije rol’ zouden noemen. Vanwege zijn verfijnde techniek in de kleine ruimte kreeg linksback Caldenhove de bijnaam ‘meester van de vierkante meter’. Alle drie waren na de oorlog nog enige tijd actief alvorens zij hun kicksen aan de wilgen hingen. Bomans maakte de aantekeningen dus mogelijk al in de jaren dertig of veertig.