De P.C. Hooft-prijs 1967 voor het oeuvre van Lucebert is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit H.C. ten Berge, C. Buddingh, C.J.E. Dinaux, Karel Meeuwesse (voorzitter), Huub Oosterhuis, Koos Schuur, Ellen Warmond en H.J. Michaël (ambtelijk secretaris). Aan de P.C. Hooft-prijs is een bedrag verbonden van 8.000 gulden.
Lucebert, pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk (Amsterdam, 15 september 1924 – Alkmaar, 10 mei 1994), was de zoon van een huisschilder. Zijn moeder liet haar gezin achter toen hij twee jaar was. Na de driejarige ulo had hij tijdelijke kantoorbaantjes en bezocht hij de kunstnijverheidsschool. Tijdens de oorlog werd hij gedwongen tewerkgesteld in Duitsland. Na de oorlog leidde hij een aantal jaren een zwervend bestaan. Hij reisde naar Parijs, Rome, Berlijn en Zuid-Frankrijk. Via Gerrit Kouwenaar sloot hij zich aan bij de schilders en dichters van de Experimentele Groep. In 1953 verhuisde hij naar Bergen, waar hij bleef wonen met vrouw en kinderen, al woonde hij sinds 1973 ook een deel van het jaar in het Spaanse Alicante. Lucebert dichtte, tekende en schilderde. Hij had veel exposities in binnen- en buitenland. Hij werd voor zijn poëzie regelmatig onderscheiden.
Hij kreeg drie keer de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor afzonderlijke gedichten en bundels. In 1965 kreeg hij de Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre en in 1983 de Prijs der Nederlandse Letteren. In 1990 ontving hij de Jacobus van Looy-prijs. Johan van de Keuken maakte drie films over Lucebert. In 1983 maakte Lucebert voor de foyer van het Literatuurmuseum (toen nog Letterkundig Museum) in Den Haag een grote wandschildering.