Dichter en schilder Lucebert speelde de leidende rol ‘in de vernieuwingsperiode van de Nederlandse poëzie, die als de beweging van ’50 bekend staat’, aldus de jury. ‘Met enthousiasme herkenden de schrijvers van de z.g. experimentele groep in zijn eerste gedichten reeds de spontaniteit, de verruiming en de intensiteit die zij voor een verdere ontwikkeling van de poëzie noodzakelijk achtten, maar die zij nog niet in zo’n sterke mate gerealiseerd hadden gezien. Luceberts poëzie was hierdoor een signaal en een stimulans voor een gehele dichtersgeneratie.’
In 1965 was Luceberts verzamelbundel 1948-1963 Gedichten verschenen, en de jury zag dat ‘hier met recht van een oeuvre gesproken kan worden, in de zin van een imponerend en samenhangend geheel’. Toen Lucebert in 1949 debuteerde met het gedicht ‘Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia’ presenteerde hij zich als voorman van de Beweging van Vijftig. In 1951 volgde zijn debuutbundel Triangel in de jungle / de dieren der democratie. Lucebert had drie keer de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam ontvangen – voor de bundels Apocrief, De beulen en Terreur – en had acht bundels op zijn naam staan.