‘In deze poëzie is de aanschouwelijke werkelijkheid herkenbaar aanwezig,’ schreef de jury. ‘Er wordt gereisd, de wereld wordt beschouwd vanaf het balkon, er zijn haarscherp getekende herinneringsbeelden van een jeugd op het land. Maar nergens blijft Ankers poëzie zich uitsluitend op anekdotisch gebied bewegen. Zij fungeert niet als voertuig om terug te reizen naar de jeugd, zij is geen middel om ervaringen vast te leggen. De beschreven objekten, de opgeroepen herinneringen worden ondergeschikt gemaakt aan de wereld van het gedicht. Dat houdt in dat het woord- en beeldmateriaal een gevoels- en betekenislaag meekrijgt die een suggestie oproept van die andere wereld achter de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. In een essay in het tijdschrift De revisor spreekt Anker over “beelden van een onmetelijke rijkdom en droefheid, die de essentie van een heel leven lijken te bevatten”. Het is geen geringe verdienste dat Robert Anker zelf in zijn bundel door het raffinement waarmee hij de taal hanteert dergelijke beelden weet op te roepen. (…) Het is [het] door de werkelijkheid heen kijken tot in het landschap van de ziel, verankerd in evidente beheersing van poëzie-technische middelen, dat tot een intrigerende bundel maakt’.
Dichter en essayist Robert Anker noemde dit zelf de ‘aanschouwelijk gemaakte abstractie’: ‘Het landschap, de dingen die ons omringd hebben, zijn de oorsprong van onze vervoering en melancholie en keren in het beeld terug.’ In zijn 3-delige poëzie-essay ‘Op zoek naar de olifant’ in Revisor (1982) schreef hij: ‘Als Jan Kuijper in de boot naar Ouderkerk stapt, ga je iedere keer opnieuw met hem mee, om telkens te ontdekken dat je minstens ook de Lethe bevaart.’