Hans Lodeizen is een dichter. In zijn Nagelaten werk zijn ook korte stukken proza en dagboekfragmenten opgenomen, en vijftig jaar na zijn dood is de autobiografische beschouwing Mijn vriend Seldon, die Lodeizen in mei 1948 schreef, gepubliceerd in literair tijdschrift De Parelduiker. Een roman of novelle heeft hij echter nooit voltooid. Wel heeft hij verschillende pogingen gedaan. In het archief van het Literatuurmuseum ligt het typoscript van De bron van Medusa, wat een novelle had moeten worden. Het is geschreven in 1946, voor Lodeizens vertrek naar Amerika. Hij was toen tweeëntwintig. Een beginnende schrijver, een aanstormend talent.
Het typoscript bevat: Hoofdstuk I (onaf), Hoofdstuk IV, Hoofdstuk V en Hoofdstuk VI dat een intermezzo is (ook onaf).
Per hoofdstuk ligt het perspectief bij een ander personage, of het verandert midden in een hoofdstuk. Het verhaal begint bij de jonge vrouw Maria die een nachtmerrie heeft waarin haar moeder samen met een Joodse man op een paardenkarretje zit. Vervolgens verandert haar moeder in een hond en valt haar dochter aan. Maria wordt wakker. Vandaag krijgt haar vader bezoek van zijn vriend Doctor Mendoza die bij de geheime dienst werkt en naar Egypte is geweest. Mendoza komt aan, er wordt gewandeld, gepraat, gedacht, gekeken naar en genoten van de natuur. Je komt erachter dat Mendoza in de ontbrekende tekst blijkbaar heeft verteld over de bron van Medusa; een bron waar een liefdesdrank uit stroomt.