Een blik op het leven van Mance Post laat zien wat het betekent om illustrator te zijn

Illustrator zijn heeft uitdagingen. Hoe moeiteloos de figuren van Mance Post ook over de pagina’s lijken te dansen, achter die soepele lijnen en afdrukken school meer. Anne van den Dool bekeek de schetsboeken en linosnedes in het Literatuurmuseum. 

Op 4 oktober 2022 verscheen Het souterrain van Mance Post van Truska Bast, over de illustrator die Guus Kuijers Madelief een gezicht gaf, de dierenverhalen van Toon Tellegen van speelse linosneden voorzag en vele andere auteurs bediende met haar veelzijdige stijl. In deze biografie lezen we over de lange weg die de illustrator (1925-2013) aflegde voordat ze in 2007 eindelijk officiële lof ontving voor haar werk, toen ze de prestigieuze Max Velthuijs-prijs in ontvangst mocht nemen, die in dat jaar voor het eerst werd uitgereikt. 

 

Hoewel haar creaties ogen alsof ze zonder al te veel moeite zijn gemaakt, was Post tijdens haar leven al openhartig over de uitdagingen van het illustrator-zijn. Allereerst zat de scheve verhouding tussen auteur en tekenaar haar al vanaf het begin van haar carrière dwars. Toen ze ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag voor een uitgave van haar uitgeverij Querido in gesprek ging met Bregje Boonstra, vertelde ze openhartig over het gevecht dat ze al die jaren had moeten leveren om überhaupt betaald te krijgen voor haar werk. Bij herdrukken kreeg alleen de schrijver geld, de illustrator niet. In vroege uitgaven waaraan ze meewerkte werd haar naam soms zelfs helemaal weggelaten van het titelblad. Ze kwam dan ook meermaals in actie om ervoor te zorgen dat niet alleen schrijvers maar ook illustratoren zouden worden betaald voor hun optredens op scholen. Voor de tekenaar was de beloning vaak niet meer dan een hortensia, herinnerde ze zich kribbig.

 

Mance Post kon zich goed verplaatsen in het niet-logische denken van een kind

Lees ook

Het illustratorschap dwong Post naar eigen zeggen tot een plek ‘op de alleronderste tree van de ladder’ – een plek waar ze, vanwege haar hoogtevrees, zo zei ze gekscherend, prima zat. Toch moet het ook haar gestoken hebben dat ze pas zo laat in haar carrière erkenning kreeg voor haar werk. Voordat zij de Max Velthuijs-prijs uitgereikt kreeg, had zij alleen nog een jaar eerder een Zilveren Penseel gekregen voor haar illustraties in Middenin de nacht van Toon Tellegen. En een paar jaar daarvoor, in 2000, kreeg Post de BoekieBoekie-prijs, in het leven geroepen door Boekie Boekie, een tijdschrift voor kinderen over kunst en literatuur. Het was de eerste en tevens de laatste keer dat de prijs zou worden uitgereikt. 

 

Ze moest het al die jaren met weinig loftuitingen van de auteurs doen. Aan Boonstra gaf ze toe dat nog nooit een auteur ‘voor het raam [had] staan huilen en stampvoeten, maar net zomin staan juichen’. Tussen schrijver en illustrator vindt zelfs nauwelijks uitwisseling plaats: de uitgeverij fungeert als een doorgeefluik, dat maakt dat die twee creatievelingen niet te veel met elkaar gaan kibbelen.  

 

Uit de schetsboeken van Mance Post. Collectie: Literatuurmuseum

 

Alleen met haar favoriete auteurs, zoals Guus Kuijer en Toon Tellegen, had ze soms contact. Post werd ook opgezocht door Annie M.G. Schmidt bij de totstandkoming van Waaidorp. Als het tekenen van al die kinderen haar de neus uitkwam, moest Post dat gewoon zeggen, schreef de kinderboekenauteur haar ruimhartig. ‘Wil je een draak, zeg het dan. Ik lul hem d'r wel in!’ 

 

Die vrijheid was Post niet altijd gegeven. Tijdens het doorbladeren van haar vele notitieboekjes, die zich net als het overgrote deel van haar archief in de collectie van het Literatuurmuseum bevinden, realiseerde ik me wat een nauwkeurige lezer je als illustrator moet zijn. Voordat ze begon met tekenen, las Post de hele tekst zorgvuldig door, om te voorkomen dat ze allemaal tekeningen van een kale meneer zou maken die op de honderdste pagina toch haar bleek te hebben. Niet voor niets zijn haar schetsen voorzien van talloze tekstuele aanwijzingen, waarschijnlijk net zo goed ontleend uit de tekst (‘zandstorm’) als uit haar eigen gedachten (‘hand lager’, ‘dit langer’). 

 

Die schetsen maakte ze vaak op basis van bestaande mensen. Met name in boeken met veel verschillende figuren erin, zoals Waaidorp, was het dus hard zoeken naar kinderen in haar omgeving die model wilden staan. Wie goed kijkt, kan de kinderen die zich in Posts nabije kring bevonden in haar oeuvre zien opgroeien: ze poseerden eindeloos vaak voor haar, ontvingen aanwijzingen als Post een andere pose van hen nodig had. 

 

Net zo vaak maakte ze gebruik van foto’s die ze uit tijdschriften knipte, zien we in haar schetsboeken – met name als de pose lastig in een huiskamer door een kind in te nemen was: duikend naar de bodem van het zwembad, bijvoorbeeld, of op zijn kop in een handstand tegen de muur. Ook de natuur wilde Post zo natuurgetrouw mogelijk weergeven: planten in een pot waren niet zomaar planten maar oleanders, en in een tuin stonden niet zomaar bloemen maar margrieten, boterbloemen en rode klavers. Verder oefende ze uitgebreid op het perspectief van huizen; de kleuren van daken en muren schreef ze er in vluchtig schoonschrift bij. 

 

 

Uit de schetsboeken van Mance Post. Collectie: Literatuurmuseum

 

Post was zelden streng voor haar modellen, zoals ze dat wel voor zichzelf was. Ze bleef eindeloos schaven aan haar tekeningen, soms midden in de nacht. Om te voorkomen dat ze in het donker fatale ingrepen zou doen, legde ze een briefje voor zichzelf op haar tekentafel met in zwierige letters de tekst Met je poten afblijven! Het laat zien hoe ongelooflijk ze aan het tekenen verknocht was, maar net zo goed hoe onzeker het proces haar soms maakte: boeken waarin slechts één tekening niet helemaal naar haar wens was, bleef ze zich voor altijd herinneren als ‘het boek met het mislukte armpje’.

 

Ook in de dankspeeches die ze tijdens de spaarzame gelegenheden van bekroning gaf, liet Post veel los over wat het betekent om illustrator te zijn. Dat je ook weleens een idee voor een verhaal hebt, bijvoorbeeld, maar dat je enkel kunt tekenen en niet kunt schrijven. Het overkwam ook haar toen ze haar rijke jeugd – met veel boeken, kleurpotloden en een tekenende vader – eind jaren zeventig op papier wilde zetten. Ze vond Guus Kuijer bereid met haar samen te werken, en zo ontstond Ik woonde in een leunstoel (1979). 

 

 

Uit de schetsboeken van Mance Post. Collectie: Literatuurmuseum

 

Maar het meest trof mij nog het besef dat een illustrator, meer dan een schrijver, last heeft van de lichamelijke ouderdom die vroeg of laat onverbiddelijk intreedt. Tijdens haar carrière bediende Post zich van tal van technieken: van de zwart-witte knipsels voor haar eerste opdracht – Het schoentje van Roosmarijn van Han G. Hoekstra – tot pentekeningen, van potloodillustraties tot de linoleumsneden die nog steeds de Querido-uitgaven van Toon Tellegens dierenverhalen sieren. Met name die laatste techniek werd haar in de laatste jaren van haar leven te zwaar. Je kunt het je voorstellen wanneer je het ingekraste linoleum bestudeert dat zich eveneens in de archieven van het Literatuurmuseum bevindt: aan de gaten die op sommige plekken in het materiaal gevallen zijn, kun je zien hoeveel kracht Post zette om zo’n figuurstempel van een das of eekhoorn te fabriceren. Om zo’n lijnentekening te maken moest ze vooral veel linoleum verwijderen, als een beeldhouwer die een mens uit marmer hakt. 

 

Ook haar zicht liet haar op een gegeven moment in de steek: de fijne potloodlijntjes waren voor haar oude ogen niet goed zichtbaar meer. Maar Post liet zich niet tegenhouden: desnoods zou ze grotere tekeningen maken – als ze maar kon blijven maken. 

 

Hoe moeiteloos de figuren van Mance Post ook over de pagina’s lijken te dansen, dankzij haar openhartigheid weten we dat er meer achter die soepele lijnen en afdrukken school. Illustreren betekent werken in de marge, vechtend voor erkenning en een redelijke beloning. Het betekent eindeloos schetsen tot je de juiste kinderhouding hebt gevonden. Het betekent dienstbaar zijn aan de creaties van een ander, die voor jou al een pad heeft uitgestippeld, en binnen die lijnen zoeken naar een manier om je eigen creativiteit te laten vieren. En het betekent afscheid nemen, als de hand niet meer toestaat dat je de pen, het potlood of de guts vasthoudt, en dan met trots kunnen terugkijken op een lang en kleurrijk leven.