Het eenzijdige verhaal over Jo van Ammers-Küller
In 1946 ging Van Ammers-Küller in hoger beroep tegen de uitspraak van de Eereraad, die berustte op drie gronden:
- Lidmaatschap van de Kultuurkamer
- Lidmaatschap Niederländische Kulturverein
- Het feit dat een Duitse journalist in 1941 een artikel over Jo van Ammers-Küller in ‘Das Reich’ had gepubliceerd
Haar advocaat schreef een lang betoog waarin haar eigen woorden doorklinken. Ze zou zich aangesloten hebben bij de Nederlandsche Kultuurkamer omdat iedereen dat deed. Eerst moest een zogenaamde ‘ariërverklaring’ worden getekend. Ook dat deed ze, want ‘vrijwel alle ambtenaren, houders van post-rekeningen en telefoon-abonné’s’ hadden dat gedaan. Ze zou overigens afgezonderd leven en geen contact hebben met andere auteurs, hun standpunt was haar niet bekend. Dat zou de reden zijn waarom ze zich mee liet voeren.
De advocaat schetst het beeld van een schrijver die gedwee doet wat van haar gevraagd wordt, zonder daar vraagtekens bij te plaatsen, en nu betrapt wordt aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Ze is een cultuurliefhebber die de banden tussen de twee landen al jaren, lang voor de oorlog, probeerde aan te sterken. Omdat ze veel optrad in Duitsland voor de oorlog, kreeg ze ook het een en ander mee van de ideeën daar. ‘Der Führer macht keinen Krieg,’ werd er veelvuldig gezegd, en dat geloofde ze.
Tijdens de oorlog zou Van Ammers-Küller van standpunt gewijzigd zijn, al bleef ze lid van de Kultuurkamer. Dat deed ze om geen achterdocht te wekken bij de bezetters. En dan volgt er een lijst waarin daden worden opgesomd waarmee Van Ammers-Küller zich ingezet heeft voor de ‘slachtoffers van de Duitsche terreur’. Zo zou ze zich hebben ingespannen om te voorkomen dat haar Joodse secretaresse mevrouw F. Bloch-Ricardo en haar gezin zouden worden gedeporteerd, tevergeefs. Ze had ervoor gezorgd dat de zangeres Julia Culp werd ‘ontsterd’ en ze zou levensmiddelen hebben verstuurd naar krijgsgevangenen.