Ondanks de onuitroeibare leus ‘wie schrijft, die blijft’ worden ook schrijvers makkelijk vergeten – dat is logisch, onvermijdelijk zelfs. Toch is het jammer dat de naam Marko Fondse tegenwoordig nooit meer valt: hij was zelf voortdurend bezig schrijvers uit de vergetelheid te halen. Bijvoorbeeld door ze via vertalingen aan een Nederlands publiek te introduceren. Fondse (1932-1999) vertaalde uit het Russisch en uit het Duits onder meer werk van Gogol, Boelgakov, Dostojevski en Heinrich Heine, was drie decennia bezig met het oeuvre van de Russische dichter Majakovski, schreef zelf ook verhalen en gedichten, richtte het literaire tijdschrift De tweede ronde op, kreeg onder meer de Martinus Nijhoff-prijs (1969).
Delen van zijn nalatenschap liggen opgeslagen in het Literatuurmuseum. Schokkende ontdekkingen zijn er niet, en een eenduidig of sprankelend verhaal vertellen de fragmenten evenmin. Misschien is ‘snippers’ een toepasselijkere term, het zijn veelal losse blaadjes. Hoe ze ook genoemd worden, ze zijn het nader bestuderen waard.
De verzamelde paperassen geven namelijk een mooi beeld van een bestaan dat totaal gewijd was aan de letteren. Een bestaan waarover sommigen nu misschien zouden zeggen: goh, het voelt ietwat gedateerd aan, zulke intellectuele overgave en belangstelling voor al die verschillende alweer vergeten buitenlandse auteurs. Maar een zinnigere bewering lijkt mij: zulke literaire toewijding is altijd welkom en zelfs nodig, een type als Marko Fondse kan elke literatuur in ieder tijdsgewricht gebruiken.
Fondses archief bestaat uit persoonlijke foto’s, briefjes, door hem vertaalde of geredigeerde gedichten van anderen, eigen korte verhalen, muzieknoten met zelfgeschreven tekst bij de regels, enveloppen van en naar zijn huis in de Koestraat te Amsterdam, van en naar zijn woning in Griekenland (waar hij het laatste deel van zijn leven woonde), onbecommentarieerde kopij voor De tweede ronde, aanzetjes tot vertalingen (onder meer poëzie van Marina Tsvetajeva en Vladislav Chodasévitsj), werk dat Fondse onder het pseudoniem Nelis Klokkenist schreef (Fondse hanteerde diverse pseudoniemen), en met een helder handschrift geredigeerde versies van poëzie die hij onder zijn eigen naam zou uitbrengen.