‘Ik schrijf op een typemachine, ik lever mijn werk aan op papier. Foutloos.’ Aldus, met de hem kenmerkende zelfverzekerdheid, Jules Deelder in een interview dat hij drie weken voor zijn dood gaf aan het Algemeen Dagblad.
Toch ligt hier nu een handschrift voor me van ‘Jules A. Deelder, R’dam’, ongedateerd. Het is een ‘fragment’ van een gedicht dat ‘om & nabij de tien minuten’ heet. En het roept een hoop vragen op. Om te beginnen: er is geen gedicht van Deelder bekend dat ‘om & nabij de tien minuten’ heet. En dit ‘fragment’ keert ook in geen ander mij bekend gedicht van Deelder terug. Het staat in elk geval in geen van de gepubliceerde bundels. Een onbekend Deelder-gedicht, dat kan natuurlijk, sterker nog: dat is mooi nieuws! Maar veel houvast krijgen we niet. Ik heb eigenlijk alleen de tekst:
een zomernacht in het land van projektieschermen,
verborgen kameraas & broedmachines: hersencellen
in de gunstigste seizoenen,
de zachtgeurende oosterse wind koel in de keel,
kussens zacht & veelbelovend & de zon een mond
om te zoenen,
vele andere vegetatie & attrakties daargelaten;
tussen de wielen van de tijd,
de kale wieken van een prehistoriese vogel –
de kontinue omhelzing botsing
het gevecht met iedere sekonde die
barstend van bestanddelen gierend voorbijgeschoten wordt,
overweldigd registreren met een
koortsachtige gealarmeerdheid, die grenst
aan die in telefooncentrales, waar
iedereen op rolschaatsen rijdt;
de altijd doorelkaarliggende etiketten
voor de brandmerking –
daarna de gevaarvolle verkenning & tenslotte
de overwinning; echter
de slachtoffers blijven talrijk.